HAVO WB, 2012 - I | ||
Vliegende Parkieten | ||||||
De wetenschapper Vance Tucker heeft onderzocht hoeveel
energie een parkiet verbruikt bij het vliegen met verschillende
snelheden.
Uit zijn onderzoek blijkt dat de hoeveelheid energie die een parkiet per meter bij een bepaalde snelheid verbruikt, bij benadering berekend kan worden met behulp van de formule Hierin is D het energieverbruik per meter (in Joule per meter, J/m) en v de snelheid in meter per seconde (m/s). De formule geldt voor v > 5.In de figuur zie je de grafiek die bij deze formule hoort. |
||||||
|
||||||
Een parkiet versnelt van 12 m/s naar 15 m/s. | ||||||
4p. | 1. | Bereken met hoeveel procent D toeneemt. | ||||
Als het energieverbruik per meter minder is dan 0,10 J/m, kan een parkiet heel lang blijven vliegen. | ||||||
4p. | 2. | Bereken bij welke snelheden dit het geval is. Geef je antwoord in meter per seconde in één decimaal nauwkeurig. | ||||
De snelheid waarbij het energieverbruik per meter minimaal is, heet de kruissnelheid. Om de kruissnelheid te berekenen, is de afgeleide van D nodig. Er geldt: | ||||||
|
||||||
3p. | 3. | Toon de juistheid van deze formule voor dD/dv aan. | ||||
4p. | 4. | Bereken op algebraïsche wijze de kruissnelheid van parkieten in meter per seconde. Rond daarna je antwoord af op één decimaal. | ||||
Prisma | ||||
Gegeven is balk ABCD.EFGH, met AB = 8 en BC = CG = 6 . De punten K respectievelijk L zijn de middens van AE respectievelijk BF. De punten M en N liggen op FG en EH zo dat HN = GM = 2. | ||||
|
||||
Van balk
ABCD.EFGH
wordt een stuk afgesneden zodat prisma
ADHNK.BCGML ontstaat.
Hieronder is een begin getekend van een uitslag van het prisma. Hierbij komt een lengte-eenheid van de balk in de figuur hierboven overeen met 0,5 cm. |
||||
|
||||
4p. | 5. | Maak deze uitslag af. Zet de namen bij alle hoekpunten. | ||
Het prisma wordt doorsneden door het vlak
PQRST.
Dit vlak is evenwijdig aan
ADHNK
en verdeelt prisma
ADHNK.BCGML
in twee delen. Zie de figuur hiernaast.
De lengte van AP is zo gekozen dat de inhoud van het deel ADHNK.PQRST een kwart is van de inhoud van balk ABCD.EFGH. |
|
|||
5p. | 6. | Bereken de lengte van AP. | ||
CO2 | ||||
Sinds 1870 meet men de CO2-concentratie in de atmosfeer. De CO2-concentratie wordt uitgedrukt in parts per million (ppm). Dit is het aantal CO2-deeltjes per miljoen deeltjes. In de figuur hieronder kun je zien hoe de CO2-concentratie in de atmosfeer is veranderd in de periode 1870-2000. | ||||
|
||||
In het jaar 1900 veronderstelde de latere Nobelprijswinnaar Arrhenius dat de lineaire groei van de CO2-concentratie zoals die toen al sinds 1880 optrad, zich op dezelfde manier zou voortzetten. Hij voorspelde hiermee hoeveel de CO2-concentratie tussen 1900 en 2000 zou toenemen. De toename zoals die door Arrhenius is voorspeld, is veel kleiner dan de werkelijke toename tussen 1900 en 2000. | ||||
3p. | 7. | Bepaal met behulp van de figuur hoeveel ppm de door Arrhenius voorspelde toename te klein uitviel. | ||
Na 1930 steeg de CO2-concentratie
sneller dan Arrhenius in 1900 had aangenomen. Een model dat beter
past bij de gegevens van 1930 tot 2000 gaat uit van een
natuurlijk niveau
in de CO2-concentratie
met daar bovenop een bijdrage van de mens aan de CO2-concentratie,
de zogeheten
menselijke component.
Wetenschappers hebben kunnen vaststellen dat het natuurlijke niveau
al eeuwen rond de 285 ppm schommelt. Voor de menselijke component
vanaf 1930 wordt in het model uitgegaan van exponentiële groei.
In 1930 bedroeg de CO 2-concentratie 300 ppm. Hiervan was 285 ppm het natuurlijke niveau en 15 ppm de menselijke component. In 2000 was de CO2-concentratie gestegen tot 370 ppm. Met behulp van deze gegevens kun je berekenen met hoeveel procent de menselijke component elke 10 jaar volgens het model toeneemt. |
||||
4p. | 8. | Bereken deze procentuele toename per 10 jaar. Rond je antwoord af op een geheel aantal procenten. | ||
Een formule die de CO2-concentratie
vanaf 1 juli 1930 goed benadert, is C = 15 • 1.025t
+ 285 Hierin is C de CO2-concentratie in ppm en t is de tijd in jaren na 1 juli 1930. |
||||
4p. | 9. | Bereken met behulp van deze formule in welk jaar de menselijke component even groot zal zijn als het natuurlijke niveau. | ||
Wortelfunctie. | ||||
De functie
f
is gegeven door:
f(x)
= √(4x
- 12) De lijn met vergelijking y = 2x - 5 en de grafiek van f snijden elkaar niet. |
||||
5p. | 10. | Toon dit op algebraïsche wijze aan. | ||
Er bestaat precies één lijn die evenwijdig is aan de lijn y = 2x - 5 en die raakt aan de grafiek van f. Omdat deze lijn evenwijdig is aan de lijn y = 2x - 5 heeft deze een vergelijking van de vorm y = 2x + b. | ||||
7p. | 11. | Bereken met behulp van differentiëren de exacte waarde van b. | ||
De functie g is gegeven door g(x) = √x . De grafiek van f ontstaat uit de grafiek van g door twee transformaties na elkaar toe te passen. | ||||
3p. | 12. | Geef aan welke twee transformaties dit kunnen zijn en in welke volgorde ze moeten worden toegepast. | ||
Satellieten. | |||||||
Satellieten
zijn objecten die om andere objecten, bijvoorbeeld de aarde,
draaien. De tijd die een satelliet nodig heeft om een volledige
ronde om de aarde te maken, wordt de
omlooptijd
genoemd. Bij benadering geldt de volgende formule:
Hierin is T de omlooptijd in seconden en r de afstand in km van het middelpunt van de satelliet tot het middelpunt van de aarde.De bekendste satelliet van de aarde is de maan. De omlooptijd van de maan is ongeveer 28 dagen. |
|
||||||
3p. | 13. | Bereken de afstand tussen het middelpunt van de maan en het middelpunt van de aarde. Geef je antwoord in duizenden kilometers nauwkeurig. | |||||
In deze opgave wordt de
aarde beschouwd als een bol. De straal van de aarde is ongeveer 6400
km.
Een weersatelliet draait in een baan om de aarde op een constante hoogte van 800 km boven het aardoppervlak. Weersatellieten zijn klein vergeleken met de afstand tot de aarde. Ze mogen daarom als punten worden beschouwd. |
|||||||
5p. | 14. | Bereken met welke snelheid deze weersatelliet om de aarde draait. Geef je antwoord in duizenden km/uur nauwkeurig. | |||||
Een satelliet draait in een baan om de aarde, recht boven de evenaar. De satelliet scant een deel van het aardoppervlak aan beide zijden van de evenaar. De totale breedte van de gescande strook is 400 km. Omdat dit klein is ten opzichte van de straal van de aarde, mag de strook als een cilindermantel worden beschouwd. Zie de figuur. |
|
||||||
3p. | 15. | Bereken hoeveel procent van het aardoppervlak door de satelliet wordt gescand. Rond je antwoord af op een geheel aantal procenten. | |||||
Sinusoïde | ||||
Op het domein [0,
p] is de functie
f
gegeven door f(x) = 2 - 4sin(2x).
De grafiek van f snijdt de x-as in de punten A en B. Zie de figuur. |
||||
|
||||
4p. | 16. | Bereken exact de x-coördinaten van de punten A en B. | ||
Lijn l is de raaklijn aan de grafiek van f in het punt (0,2). | ||||
6p. | 17. | Bereken exact de coördinaten van het snijpunt van l met de x-as. | ||
Ei. | ||||
In deze opgave bekijken we een model-ei. Dit model-ei is 6 cm lang en 4 cm breed. Het model-ei bevat eiwit en eigeel. Het eigeel is bolvormig en heeft een straal van 11/2 cm. Zie de figuur. | ||||
|
||||
In deze opgave laten we de eierschaal
buiten beschouwing. Voor de inhoud I (in cm3) van het model-ei geldt de formule I = 1/6 ∙ π ∙ b2 ∙ l Hierin is l de lengte in cm en b de breedte in cm van het model-ei. Zie de figuur. De inhouden van eiwit en eigeel in het model-ei verhouden zich exact als 23:9. |
||||
4p. | 18. | Toon dit aan. | ||
Een eirol is
een cilindervormige rol die bestaat uit gekookt eiwit en eigeel.
Eirollen worden gebruikt in restaurants en door cateringbedrijven.
Zie de foto.
Veronderstel dat bij het maken van eirollen alleen gebruik wordt gemaakt van model-eieren. Hierbij gaat geen eiwit of eigeel verloren. De eirol wordt in gelijke plakjes gesneden. De plakjes zijn cirkelvormig met een diameter van 4,0 cm. In het midden van elk plakje zit een cirkelvormig stuk eigeel. De verhouding van de oppervlakten van eiwit en eigeel in de plakjes is ook 23:9. |
||||
5p. | 19. | Bereken de diameter van het cirkelvormige stuk eigeel. Rond je antwoord in centimeter af op één decimaal. | ||
UITWERKING | ||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | ||
1. | v
= 12 geeft D = 6,0/122
+ 0,00050•122 - 0,033 = 0,0807 v = 15 geeft D = 6,0/152 + 0,00050•152 - 0,033 = 0,1062 de toename is 0,1062 - 0,0870 = 0,0255 dat is 0,0255/0,0870 • 100% = 31,6% |
|
2. | D =
0,10 geeft 6,0/v2 + 0,00050v2
- 0,033 = 0,10 Y1 = 6,0/X^2 + 0,0005X^2 - 0,033 en Y2 = 0,10 calc - intersect levert dan X = v = 7,59 of v = 14,44 De parkiet kan heel lang blijven vliegen voor snelheden tussen de 7,59 en 14,44 m/s. |
|
3. | D =
6,0/v2 + 0,00050v2 - 0,033 =
6,0 • v-2 + 0,00050v2 - 0,033 de afgeleide is dan D' = -2 • 6,0 • v-3 + 2 • 0,00050 • v = -12•v-3 + 0,001•v = -12/v3 + 0,001v |
|
4. | Het
energieverbruik is minimaal als de afgeleide ervan nul is. -12/v3 + 0,001v = 0 Vermenigvuldig alles met v3: -12 + 0,001v4 = 0 ⇒ 0,001v4 = 12 ⇒ v4 = 12/0,001 = 12000 ⇒ v = 120001/4 = 10,5 m/s |
|
5. | Zie de figuur
hiernaast. LM2 = 32 + 42 dus LM = 5 (je kunt de lengte van LM ook uit de vierhoek BLCG overnemen met je passer) |
|
6. | De
inhoud van de balk is 8 • 6 • 6 = 288, dus de inhoud van
ADHNK.PQRST is 288/4 = 72. De figuur is een prisma dus de inhoud is grondvlak • hoogte, waarbij het grondvlak ADHNK is, en de hoogte AP. ADHNK is een rechthoek waar een driehoekje is afgehaald, dus de oppervlakte ervan is 6•6 - 1/2•4•3 = 30 Dus moet gelden: grondvlak • hoogte = 30 • AP = 72 dus is AP = 72/30 = 2,4 |
|
7. | Trek het lijnstuk
tussen 1880 en 1900 door, zoals hiernaast is gebeurd. De voorspelde concentratie in 2000 is dan ongeveer 314. De werkelijke concentratie in 2000 was 370. Dat is dus 370 - 314 = 56 ppm te laag. |
|
8. | In
2000 was de concentratie 370, dus de menselijk component was 370 - 285 =
85 ppm In 70 jaar is het gegroeid van 15 naar 85 Dus geldt, als je stappen van 10 jaar bekijkt: 85 = 15 • g7 g7 = 85/15 ⇒ g = (85/15)1/7 = 1,281 Dat is een toename van 28% |
|
9. | C = 15
• 1,025t + 285 Dat betekent dat de menselijke component gelijk is aan 15 • 1,025t (het natuurlijke niveau is 285) Als dat gelijk moet zijn aan het natuurlijke niveau, dan moet gelden 285 = 15 • 1,025t 1,025t = 285/15 = 19 t = log19/log1,025 = 119 jaar t = 0 is 1 juli 1930, dus zal t = 119 in het jaar 2049 vallen. |
|
10. | Ze
snijden elkaar als 2x - 5 = √(4x
- 12) Als ze elkaar niet snijden, dan mag deze vergelijking dus géén oplossing hebben. Beide kanten kwadrateren: (2x - 5)2 = (4x - 12) ⇒ (2x - 5)(2x - 5) = 4x - 12 ⇒ 4x2 - 10x - 10x + 25 = 4x - 12 ⇒ 4x2 - 24x + 37 = 0 Dat is een kwadratische vergelijking, en die heeft geen oplossing als de Discriminant ervan kleiner dan nul is. D = b2 - 4ac = (-24)2 - 4 • 4 • 37 = 576 - 592 = -16 Dat is kleiner dan nul, dus de vergelijking heeft inderdaad geen oplossing, dus de grafieken hebben geen snijpunt. |
|
11. | Als de
lijn de grafiek raakt, dan hebben ze dezelfde helling. De helling van de lijn is 2, dus moet de helling van de grafiek ook 2 zijn. Dus is de afgeleide 2 (dat is immers de helling) y = √(4x - 12) = (4x - 12)0,5 Dat geeft y' = 0,5 • (4x - 12)0,5 - 1 • 4 (die 4 komt van de kettingregel) y'= 2 geeft dan 2 = 0,5 • (4x - 12)-0,5 • 4 = 2 • (4x - 12)-0,5 ⇒ (4x - 12)-0,5 = 1 ⇒ 4x - 12 = 1 ⇒ 4x = 13 ⇒ x = 3,25 x = 3,25 geeft y = √(4 • 3,25 - 12) = 1 dus het raakpunt is het punt (3.25, 1) Daar moet de lijn y = 2x + b ook doorheen gaan. Dan geldt 1 = 2 • 3,25 + b ⇒ 1 = 6,5 + b ⇒ b = -5,5 |
|
12. |
√x →
√(x - 12)
→ √(4x
- 12) Bij de eerste pijl wordt x vervangen door x - 12, en dat betekent dat de grafiek 12 naar rechts wordt geschoven (translatie 12 naar rechts) Bij de tweede pijl wordt x vervangen door 4x en dat betekent dat de afstand tot de y-as 1/4 keer zo groot wordt (vermenigvuldiging tov de y-as met factor 1/4) |
|
13. | 28
dagen is 28 • 24 • 60 • 60 = 2419200 seconden. dan moet gelden 2419200 = 0,00995 • r1,5 2419200/0,00995 = 243135678,4 = r1,5 r = 243135678,41/1,5 = 389552,3202 km afgerond is dat 390000 km |
|
14. | De
afstand van de satelliet tot het middelpunt van de aarde is 800 + 6400 =
7200 km. T - 0,00995 • 72001,5 = 6078,86 seconden de afstand die de satelliet aflegt is de omtrek van een cirkel met straal 7200, en dat is 2 • π • 7200 = 45238,93 km De snelheid is dus afstand/tijd = 45238,93/6078,86 = 7,442 km/sec. per uur is dat 3600 • 7,442 = 26791 km/uur en dat is afgerond 27000 km/uur. |
|
15. | de
lengte van de strook is 2 •
π • 6400 de breedte van de strook is 400 de oppervlakte van de strook is dan 2 • π • 6400 • 400 de oppervlakte van een bol is 4πr2 dus de oppervlakte van de aarde is 4 • π • 64002 het percentage is dan 2 • π • 6400 • 400 /4 • π • 64002 • 100% = 3% |
|
16. | y
= 0: 2 - 4sin(2x) = 0 4sin(2x) = 2 sin(2x) = 1/2 2x = 1/6π + k2π ∨ 2x = π - 1/6π + k2π x = 1/12π + kπ ∨ x = 5/12π + kπ Omdat A en B tussen x = 0 en x = π liggen zijn de x-coördinaten: 1/12π en 5/12π |
|
17. | f
'(x) = -4cos(2x) • 2 (die 2 komt van de
kettingregel) f '(0) = -4 • cos(2 • 0) • 2 = -8 De raaklijn heeft dus vergelijking y = -8x + b De raaklijn moet door (0, 2) gaan dus b = 2 en de vergelijking is y = -8x + 2 Snijpunt met de x-as: -8x + 2 = 0 ⇒ 8x = 2 ⇒ x = 1/4. De coördinaten zijn dus (1/4, 0) |
|
18. | De
inhoud van een bol is 4/3πr3
dus de inhoud van het eigeel is 4/3π
• 1,53 = 4,5π De inhoud van het ei is 1/6 • π • 42 • 6 = 16π De inhoud van het eiwit is 16π - 4,5π = 11,5π De verhouding is dan 11,5π/4,5π = 11,5/4,5 = 23/9 |
|
19. | Als de
verhouding 23 : 9 is, dan is het eigeel 9/32
deel van het totaal (en het eiwit 23/32 deel) De totale oppervlakte is πr2 = π • 22 = 12,57 Het eigeel heeft dus oppervlakte 9/32 • 12,57 = 3,53 Als de straal van het eigeel r is, dan geldt er dus πr2 = 3,53 r2 = 3,53/π = 1,125 ⇒ r = √1,125 = 1,06 De diameter is dan 2 • 1,06 = 2,1 cm |
|