VWO WA, 1987 - I | ||
OPGAVE 1. | |||||||||||
Een boer heeft 22 ha bouwland. Het komend jaar zullen
hierop aardappelen, erwten en graan geteeld worden. De te verwachten
opbrengst is 60 ton aardappelen per ha, 40 ton erwten per ha en 50 ton
graan per ha. De te verwachten winst per ton is voor aardappelen f 70,- , voor erwten f 75,- en voor graan f 90,-. |
|||||||||||
a. | De boer wil 6,5 ha voor aardappelteelt bestemmen, 7,1 ha voor erwtenteelt en 8,4 ha voor graanbouw. Bereken de winst die in totaal te verwachten is. | ||||||||||
De oogsttijden voor de diverse gewassen vallen na elkaar. Elk gewas moet in een periode van 5 dagen geoogst worden, waarbij 8 uren per dag wordt gewerkt. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: | |||||||||||
|
|||||||||||
b. | Is de keuze die de boer in opgave a) gedaan heeft onder deze voorwaarden uitvoerbaar? Licht het antwoord toe. | ||||||||||
Stel dat x ha voor aardappelteelt bestemd wordt, en y ha voor erwtenteelt, terwijl de rest van het land wordt gebruikt voor graanbouw. | |||||||||||
c. | Geef de beperkende voorwaarden voor x en y. Teken in een rechthoekig assenstelsel Oxy het gebied waarin aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. | ||||||||||
d. | Bij welke waarden van x en y is de te verwachten winst maximaal? Bereken deze te verwachten winst. | ||||||||||
e. | In welke periode hebben de oogsters in de situatie van onderdeel d) nog arbeidsuren over voor andere activiteiten? Bereken dit aantal arbeidsuren. | ||||||||||
|
OPGAVE 3. | ||||
In 1787 en 1788 schreven Alexander
Hamilton en James Madison de zogenaamde The Federalist Papers,
om de inwoners van New York te overreden de Constitutie te
ratificeren. Beide schrijvers ondertekenden met "Publius". Van 48 van deze teksten is bekend dat zij van Hamilton zijn en van 50 dat zijn van Madison zijn. Om ook van de overige teksten de auteur te achterhalen, heeft men van diverse woorden geteld hoe vaak ze in een tekst van Hamilton voorkomen en hoe vaak in een tekst van Madison. Voor elk van die teksten heeft men daarna de frequentie per 1000 woorden berekend. Dit heeft men onder andere gedaan voor het woordje "by". Het resultaat is weergegeven in onderstaande histogrammen. |
||||
|
||||
a. | Verwerk deze gegevens, zowel voor Hamilton als voor Madison, op normaal-waarschijnlijkheidspapier. Neem aan dat men mag concluderen dat de frequenties normaal verdeeld zijn. Geef dan in beide gevallen het gemiddelde en de standaarddeviatie. | |||
Van een ander woord weet men
dat dit bij Hamilton per 1000 woorden voorkomt met een gemiddelde
van 17,2 en een standaarddeviatie van 4,1. Men mag weer aannemen dat
de frequenties normaal verdeeld zijn. Voor Madison zijn deze gegevens niet bekend. Bij een gegeven tekst vindt men onder de eerste 1000 woorden dit woord 24 maal. |
||||
b. | Onderzoek of men bij een significantieniveau van 5% voldoende reden heeft te twijfelen aan het auteurschap van Hamilton | |||
Om een grotere nauwkeurigheid te bereiken, kijkt men nu naar de eerste 4000 woorden van die tekst. Het gezochte woord blijkt hierbij 86 maal voor te komen. | ||||
c. | Onderzoek of men nu bij een significantieniveau van 5% voldoende reden heeft te twijfelen aan het auteurschap van Hamilton. | |||
Een andere tekst heeft men op 20 woorden onderzocht. Op grond daarvan heeft men 15 maal gekozen voor Hamilton als auteur en 5 maal voor Madison als auteur. | ||||
d. | Onderzoek of men hieruit met een significantieniveau van 2,5% mag besluiten dat Hamilton de schrijver was. | |||
OPGAVE 4. | ||||
|
||||
In een bedrijf worden kurkentrekkers
gefabriceerd. De totale kosten bij de productie kan men aflezen in bovenstaande grafiek. Een wiskundige van het bedrijf heeft hierbij de volgende formules bedacht: |
||||
K = -0,1q2
+ 1,2q
als 0 ≤ q < 5 K = 0,1q3 - 1,1q2 + 3,7q als q ≥ 5 |
||||
Hierbij is q de productie (in duizendtallen) en K de totale kosten (in duizenden guldens). | ||||
a. | Toon aan dat volgens deze formules er bij q = 5 geen "sprong" en geen "knik" in de grafiek zit. | |||
De toename van de totale kosten bij een toename van de productie met één kurkentrekker noemt men de marginale kosten. De marginale kosten mogen benaderd worden door dK/dq. | ||||
b. | Toon door berekening aan dat de marginale kosten bij elke productie positief zijn. Hoe is dit ook uit de grafiek af te leiden? | |||
c. | Toon door berekening aan dat de marginale kosten het kleinst zijn voor q = 5. Hoe is dit ook uit de grafiek af te leiden? | |||
d. | Bereken de
gemiddelde totale kosten per kurkentrekker bij een productie van
7000 stuks. Hoe kan men uit de grafiek afleiden bij welke andere productie de gemiddelde totale kosten per kurkentrekker even groot zijn als bij een productie van 7000 stuks? Leid deze andere productie uit de grafiek af en controleer het antwoord met de formules. |
|||
UITWERKING | |
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. | |
6. | |
7. | |
8. | |
9. | |
10. | |
11. | |
12. | |
13. | |
14. | |
15. | |
16. | |
17. | |
18. | |
19. | |
20. | |
21. | |
22. | |
23. | |