VWO WA, 1999 - II | ||
OPGAVE 1. Wielrennen. | |||
Bij wielrennen gaat het er meestal om in een zo kort
mogelijke tijd een gegeven afstand af te leggen. Daarnaast kent men het
wereld-uurrecord. Daarbij gaat het erom in precies één uur een zo groot
mogelijke afstand af te leggen. Op 2 september 1994 reed Miguel Indurain op de wielerbaan van Bordeaux in één muur 53,040 km. Hij vestigde daarmee het wereld-uurrecord. Kort daarna raakte hij zijn record kwijt aan Toni Rominger, die op 5 november 1994 op dezelfde baan in één uur 55,291 km reed.
De afgelegde afstand bestaat uit een groot aantal
rondes op de wielerbaan. Elke ronde is 250 meter. |
|||
4p. | 1 | Hoeveel keer zou Rominger na de start in de loop van het uur Indurain hebben ingehaald? Licht je antwoord toe. | |
Om te voorspellen of een
wielrenner een bepaalde snelheid kan halen, kijkt men naar het daarvoor
benodigde vermogen (W), dat is de energie die de wielrenner per
seconde moet leveren. Daarbij speelt de luchtweerstand een
belangrijke rol. De luchtweerstand kan onder andere verkleind worden
door de stroomlijn van fietser en fiets te verbeteren. Men gebruikt vaak de volgende formule voor W: W = (k • v2 + 4) • v Hierbij geldt: |
|||
• | v is de snelheid (in m/sec) | ||
• | W is het vermogen (in joule/sec) dat de wielrenner moet leveren. | ||
• | k is een getal dat onder andere te maken heeft met de luchtweerstand. | ||
Daan wil zich op de wielersport
gaan toeleggen. Van een medische keuring weet hij dat hij gedurende
enige tijd een vermogen kan leveren van 190 joule/sec. Op zijn huidige
fiets haalt hij een snelheid van 33 km/uur, dus ruim 9 m/sec. Met behulp
van bovenstaande formule leidt hij hieruit af dat k = 0,2. Door veel te trainen hoopt Daan een vermogen te kunnen leveren van 300 joule/sec. Om er achter te komen wat de maximale snelheid is die hij kan halen, tekent hij voor k = 0,2 de grafiek van W als functie van v. Zie onderstaande figuur. Hij kan nu aflezen dat zijn maximale snelheid dan bijna 11 m/sec zal zijn (ongeveer 39 km/uur). |
|||
|
|||
Daan is ook van plan een nieuwe fiets en nieuwe fietskleding te kopen. Volgens kenners kan hij daarmee k verlagen tot k = 0,15. Daan vraagt zich af welke snelheid hij dan kan behalen. Om de vraag te beantwoorden moet hij een nieuwe grafiek tekenen. | |||
5p. | 2. | Welke snelheid (km/uur) zal Daan kunnen behalen met een vermogen van 300 joule/sec, bij k = 0,15? Licht je antwoord toe met behulp van een grafiek. | |
De wielerbaan van Bordeaux ligt
op zeeniveau. Voordat Indurain en Rominger hun eerder genoemde recordritten reden, beweerde iemand dat de magische grens van 55 kilometer in één uur slechts op grote hoogte bereikt zou kunnen worden (Daar is de lucht ijler en dus de luchtweerstand kleiner. Daardoor is k kleiner) Om zijn bewering te illustreren maakte hij de onderstaande figuur. In deze figuur is grafiek A als volgt tot stand gekomen. Bij een officieel record moeten fiets en berijder aan allerlei voorschriften voldoen. De mogelijkheden om binnen deze voorschriften de stroomlijn te verbeteren leken optimaal benut. Daarmee lag voor elke hoogte de waarde van k vast. Met behulp van de formule voor W kon hij dus berekenen hoeveel vermogen een wielrenner nodig had om 55 km/uur (15,3 m/sec) te fietsen. |
|||
|
|||
Zo is bijvoorbeeld volgens de maker van deze figuur, op zeeniveau k = 0,13. | |||
5p. | 3. | Bereken hoe groot k is op 2000 meter hoogte volgens de maker van deze figuur. | |
In grafiek B van de figuur is
het maximale vermogen te zien dat een ideale wielrenner een uur lang zou
kunnen leveren. (Ook dat neemt af naarmate men hoger komt, doordat
ijlere lucht minder zuurstof bevat). Volgens de maker van de figuur zou de prestatie van Rominger (55,291 km) op zeeniveau onmogelijk zijn. Het record van Indurain was 53,040 km. |
|||
4p. | 4. | Onderzoek met behulp van de formule voor W of het record van Indurain volgens de maker van de figuur hierboven op zeeniveau wel mogelijk is. | |
|
OPGAVE 3. Powerball | ||||||||||
In de Verenigde Staten zijn loterijen erg populair. Een ervan is Powerball. Voor 1 dollar kun je meedoen. Je moet dan een formulier invullen waarop een witte en een rode tabel staan, elk met de getallen 1 tot en met 45. In de witte tabel moet je vijf getallen omcirkelen, en in de rode tabel één getal. Bij de trekking worden aselect zonder teruglegging vijf ballen getrokken uit een trommel met 45 genummerde witte ballen en één bal uit een andere trommel met 45 genummerde rode ballen. De organisatie publiceert het volgende overzicht: | ||||||||||
|
||||||||||
Alle prijzen behalve de jackpot zijn
vaste bedragen per deelnameformulier. De getallen in de kolom 'kans'
zijn afgerond op gehele getallen. Volgens het overzicht is de kans op $5000 gelijk aan 1/274896 |
||||||||||
6p. | 9. | Toon met een berekening aan dat de kans op $5000 klopt. | ||||||||
De klantenservice van de organisatie wordt regelmatig benaderd door mensen die menen dat de kans op $1 niet 1 op 84 maar 1 op 45 is. De klantenservice legt uit dat zij zich vergissen in wat je goed geraden moet hebben om de prijs van $1 te winnen. | ||||||||||
2p. | 10. | Bij welke voorwaarde zou de kans op een prijs wel 1 op 45 zijn? Licht je antwoord toe. | ||||||||
De organisatie stort van
elke ingezette dollar 0,3082 dollar in de jackpot. De jackpot wordt
na elke trekking verdeeld over alle deelnameformulieren waarop alles
goed geraden is. Als die er niet zijn, wordt het bedrag uit de
jackpot toegevoegd aan de jackpot van de volgende trekking. In 1998 viel de jackpot pas na zestien trekkingen op precies één deelnameformulier. De winnaar kreeg een bedrag van 190 miljoen dollar. |
||||||||||
4p. | 11. | Hoeveel deelnameformulieren waren er in totaal ingevuld bij deze zestien trekkingen? Licht je antwoord toe. | ||||||||
De organisatie gaat er van uit dat per trekking 19,72% van het ingezette geld besteed moet worden aan de uitbetaling van de prijzen behalve de jackpot. | ||||||||||
4p. | 12. | Toon met een berekening aan dat die 19,72% naar verwachting klopt. | ||||||||
Er zijn twee trekkingen per week. Iemand speelt een jaar lang (104 trekkingen) bij elke trekking met één formulier mee. | ||||||||||
8p. | 13. | Bereken de kans dat hij hierbij meer dan één keer een prijs wint. | ||||||||
OPGAVE 4. Cholesterol. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cholesterol speelt een belangrijke rol
bij allerlei processen in het menselijk lichaam. Deze stof komt het
lichaam binnen via het voedsel, maar wordt ook door het lichaam zelf
aangemaakt. Eind jaren zestig is veel onderzoek gedaan naar het verband tussen cholesterol en hart- en vaatziekten. De Amerikanen Goodman en Noble onderzochten de snelheid van verschillende processen in de cholesterol-huishouding. Ze gingen als volgt te werk: Bij een aantal proefpersonen spoten ze een kleine hoeveelheid radioactieve cholesterol in. Deze vermengde zich vrijwel direct met de reeds aanwezige cholesterol in het bloed en de ingewanden. Daarna werd tien weken lang de radioactiviteit gemeten van de cholesterol in het bloed en de ingewanden van de proefpersoon. De radioactiviteit van de cholesterol in het bloed en de ingewanden neemt in de loop van de tijd af door uitscheiding van cholesterol (uit het lichaam) en door opname van cholesterol uit het bloed en de ingewanden door de rest van het lichaam. In onderstaande figuur is het resultaat van de metingen bij een proefpersoon weergegeven door middel van een ononderbroken grafiek op enkellogaritmisch papier. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langs de horizontale as staat t,
de tijd in dagen vanaf het moment van inspuiten. Langs de verticale
as staat a, de radioactiviteit in microcurie (mCi)
per gram cholesterol. De totale radioactiviteit van de ingespoten cholesterol bedroeg 30 mCi. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3p. | 14. | Toon aan dat het bloed en de ingewanden van deze proefpersoon in totaal ongeveer 27 gram cholesterol bevatten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grafiek van a nadert tot een rechte lijn (de stippellijn uit de figuur). Deze rechte lijn is de grafiek van een functie van t. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5p. | 15. | Stel een formule op van deze functie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grafiek van a ligt boven de genoemde lijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6p. | 16. | Toon aan dat het verschil van beide functies een exponentiële functie is. Je kunt hierbij gebruik maken van de figuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goodman en Noble waren niet
alleen in staat een formule op te stellen voor de totale
radioactiviteit in het bloed en de ingewanden, maar ook voor
de totale radioactiviteit in 'de rest van het lichaam' (R): R = 14,88 • e-0,0146t - 14,88 • e-0,141t R in mCi, t in dagen. Eerst stijgt R door opname van radioactieve cholesterol uit het bloed en de ingewanden, daarna daalt R weer door de vervanging door nieuwe cholesterol. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6p. | 17. | Toon met behulp van differentiëren aan dat de maximale waarde van R wordt bereikt gedurende de achttiende dag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het doel van dit onderzoek was meer inzicht te krijgen in de werking van medicijnen voor patiënten met stofwisselingsstoornissen. Zo vroeg men zich af of het medicijn CPIB de uitscheiding van cholesterol zou verhogen. Bij 20 patiënten werd een onderzoek zoals hierboven beschreven tweemaal uitgevoerd. Tijdens het eerste onderzoek kregen ze geen medicijnen, tijdens het tweede onderzoek kregen ze CPIB toegediend. Op grond van de meetgegevens is met bovenstaand model de uitscheiding van cholesterol (U, in gram per dag) te berekenen. De resultaten staan in de tabel hier onder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6p. | 18. | Onderzoek of bij een significantieniveau van 5% de conclusie gerechtvaardigd is dat CPIB de uitscheiding van cholesterol verhoogt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
UITWERKING | |
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. | |
6. | |
7. | |
8. | |
9. | |
10. | |
11. | |
12. | |
13. | |
14. | |
15. | |
16. | |
17. | |
18. | |
19. | |
20. | |
21. | |
22. | |
23. | |