VWO WB, 1985 - II | ||
1. | Met domein R\{0} is gegeven de functie: | ||
|
|||
Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel is Kf de grafiek van f. | |||
a. | Onderzoek f en teken Kf. | ||
b. | Bereken de oppervlakte van het vlakdeel ingesloten door Kf, de x-as en de lijn x = 3. | ||
c. | Voor welke p ∈ R heeft Kf precies vier punten met de lijn y = px gemeen? | ||
2. | Gegeven is de differentiaalvergelijking D: (y - x2 + x )dy = (2y - 2x + 2)dx | ||
a. | V is de verzameling van punten
waarin het lijnelement van D een negatieve richtingscoëfficiënt heeft. Maak een tekening van V. |
||
b. | Van een in R differentieerbare
functie f is gegeven: de grafiek van f is een
integraalkromme van D en f heeft een extreme waarde voor x
= 0. Bereken die extreme waarde. Is dit een maximum of een minimum? Onderzoek of f een tweedegraads functie kan zijn. |
||
c. | Voor elke p ∈ R is lp de
lijn met vergelijking y = -2x + p Voor welke waarden van p raakt lp ten minste één integraalkromme van D? |
||
3. | Ten opzichte van
een rechthoekig assenstelsel Oxyz zjin gegeven de punten
A(8,0,0), B(8,8,0), C(0,8,0) en D(0,0,8). Deze punten zijn de hoekpunten van een vierzijdige piramide D.ABCO. Punt P is het midden van ribbe BD en punt Q ligt op ribbe AD zo dat AQ : QD = 1 : 3. V is het vlak door P, evenwijdig aan de lijn BQ en evenwijdig aan de lijn DO. |
||
a. | Teken in de figuur hieronder de
doorsnede van V met de piramide. Geef daarbij een korte toelichting. Stel een vergelijking op van V. |
||
|
|||
Een bol met middelpunt O en straal OQ snijdt de lijn CD in de punten E en F. | |||
b. | Teken in de onderstaande figuur
de doorsnede van deze bol met het vlak x = 0. Bereken EF. |
||
|
|||
c. | Onderzoek hoeveel punten deze bol met de lijn BD gemeen heeft. | ||
4. | Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel Oxy is voor t ∈ R de kromme K gegeven door: | ||
|
|||
a. | Welke waarden kan x
aannemen? Welke waarden kan y aannemen? |
||
b. | Bewijs dat de x-as een
raaklijn is van K. Teken K. |
||
c. | De lijn x = p, met
p ∈ R+ , snijdt K in de
punten A en B zo, dat AB = 4. Bereken p. |
||
UITWERKING | ||
1. | ||
2. | ||
3a. | ||
3b. | ||
5. | ||
6. | ||
7. | ||
8. | ||
9. | ||
10. | ||
11. | ||
12. | ||
13. | ||
14. | ||
15. | ||
16. | ||
17. | ||
18. | ||
19. | ||
20. | ||
21. | ||
22. | ||
23. | ||