VWO WB, 1989 - I | ||
OPGAVE I. | |||
Voor elke p
∈ R is gegeven de functie fp
: x → x4
- 4x3 + px2 met domein R. Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel Oxy is Fp de grafiek van fp. |
|||
1. | Onderzoek f4 en teken F4. | ||
De lijn y = mx waarbij m ∈ R, en F4 hebben precies drie punten gemeenschappelijk. | |||
2. | Bereken m. | ||
3. | Bereken p in het geval dat fp een oplossing is van de differentiaalvergelijking x • dy/dx = 4x3 - 3x2 + 4y | ||
OPGAVE 2. | |||
Voor elke p
∈ N+ is gegeven de functie
fp : x →
p - 1 + cospx met domein [0, 2π]. Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel Oxy is Fp de grafiek van fp. |
|||
4. | Onderzoek voor welke p geldt: Fp raakt de x-as. | ||
5. | Onderzoek voor welke p de lijn y = 1/2p en Fp minstens vier punten gemeenschappelijk hebben. | ||
V is het vlakdeel ingesloten door F3, de x-as, de y-as en de lijn x = 2π. | |||
6. | Bereken de inhoud van het omwentelingslichaam dat ontstaat door V te wentelen om de x-as. | ||
OPGAVE 3. | |||
Ten opzichte van
een rechthoekig assenstelsel Oxy is de kromme K gegeven door: x = ln | t | en y = t2 - 4t waarbij t ∈ R\{0} |
|||
7. | Stel een vergelijking op van de asymptoot van K. | ||
8. | Bereken de coördinaten van de snijpunten van K en de coördinaatassen. | ||
9. | Bereken de coördinaten van het punt van K waarin de raaklijn aan K evenwijdig is aan de x-as. | ||
10. | Teken K. | ||
De lijn x =
a waarbij a ∈ R
snijdt K in de punten A en B. Het punt M is het midden van lijnstuk AB. |
|||
11. | Stel een vergelijking op van de verzameling van de punten M. | ||
De lijn door M evenwijdig aan de x-as snijdt K in de punten C en D. | |||
12. | Bewijs dat M voor elke a ∈ R het midden is van lijnstuk CD. | ||
OPGAVE 4. | |||
Van de kubus
OABC.DEFG die hieronder tweemaal is afgebeeld hebben de ribben lengte 6. Verder is gegeven: Punt M is het snijpunt van de lijnen AF en BE. Punt N is het snijpunt van de lijnen CD en OG. Punt P doorloopt lijnstuk DE en punt Q doorloopt lijnstuk AB. |
|||
13. | Bewijs dat de inhoud van het viervlak OPQC constant is. | ||
Neem voor P het
midden van lijnstuk DE. Q ligt zo op lijnstuk AB dat de lijnen PM en OQ elkaar snijden. |
|||
14. | Teken Q in de figuur hieronder. | ||
Neem voor P weer
het midden van lijnstuk DE. De lijn BP snijdt de cilinder(mantel) met as MN en straal 3 in de punten S en T. |
|||
15. | Teken S en T in de figuur hieronder. | ||
16. | Bereken ST. | ||
|
|||
|
|||
UITWERKING | ||
1. | ||
2. | ||
3. | ||
4. | ||
5. | ||
6. | ||
7. | ||
8. | ||
9. | ||
10. | ||
11. | ||
12. | ||
13. |
|
|
14. |
|
|
15. |
|
|
16. | ||
17. | ||
18. | ||
19. | ||
20. | ||
21. | ||
22. | ||
23. | ||