VWO WB, 1990 - II | ||
OPGAVE 1. | |||
Ten opzichte van
een rechthoekig assenstelsel Oxy is voor t ∈
R\[0, 1/2]
de kromme K gegeven door: x = ln(2t2 - t) en y = t2 + 2t |
|||
1. | Bereken de coördinaten van de snijpunten van K met de coördinaatassen. | ||
2. | Bereken de coördinaten van het punt van K waarin de raaklijn aan K evenwijdig is aan de x-as. | ||
3. | Stel van elke asymptoot van K een vergelijking op. | ||
4. | Teken K. | ||
De lijn x =
ln3 snijdt K in de punten B en C. De raaklijnen in B en C aan K snijden elkaar in punt A. |
|||
5. | Bereken de oppervlakte van driehoek ABC. | ||
OPGAVE 2. | |||
Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel Oxy is K de grafiek van f. | |||
6. | Onderzoek f en teken K. | ||
7. | Bereken de waarden van a waarvoor de lijn met vergelijking y = ax + 4 met a ∈ R precies twee punten gemeen heeft met K. | ||
8. | Bereken in één decimaal nauwkeurig de oppervlakte van het vlakdeel in gesloten door K, de x-as en de y-as. | ||
OPGAVE 3. | |||
Ten opzichte van
een rechthoekig assenstelsel Oxyz is de balk OABC.DEFG gegeven
door de punten: O(0,0,0), A(4,4,0), B(0,8,0) en D(0,0,4). In onderstaande figuur is deze balk zo getekend dat rechthoek OBFD op ware grootte is weergegeven. Het punt P is het midden van lijnstuk BC. De lijn AG snijdt vlak DFP in punt Q. |
|||
|
|||
9. | Teken punt Q in deze figuur. Licht je werkwijze toe. | ||
10. | Bereken de oppervlakte van driehoek DFP. | ||
11. | Onderzoek of de lijn AG loodrecht op vlak DFP staat. | ||
Een bundel
evenwijdige lichtstralen werpt een schaduwbeeld van de balk op het
Oxz-vlak. In de figuur hieronder zijn de loodrechte projecties op het Oxy-vlak en het Oyz-vlak getekend van een deel van de balk en van de richting van de lichtbundel (L). |
|||
|
|||
12. | Teken in deze figuur de loodrechte projectie van vierhoek ABFE op het Oxz-vlak en het schaduwbeeld van vierhoek ABFE op het Oxz-vlak. Licht je werkwijze toe. | ||
OPGAVE 4. | |||
Voor iedere α Î R is gegeven de functie fα : x → cos(x - α) - sinx met x ∈ [0, π]. | |||
Voor een waarde van
α is hiernaast de grafiek van de bijbehorende
fα
getekend. Het minimum van deze fα wordt bereikt voor x = 2/3π. |
|
||
13. | Bereken dat minimum. | ||
14. | Los op: fα(-α) = 0 | ||
15. | Toon aan dat y = f0(x) een oplossing is van D. | ||
V is het vlakdeel dat bestaat uit de punten waardoor twee grafieken gaan van oplossingen van D. | |||
16. | Arceer V. | ||
17. | Onderzoek in welke punten van V de beide grafieken loodrecht op elkaar staan. | ||
UITWERKING | ||
1. | ||
2. | ||
3. | ||
4. | ||
5. | ||
6. | ||
7. | ||
8. | ||
9. | ||
10. | ||
11. | ||
12. |
|
|
13. | ||
14. | ||
15. | ||
16. | ||
17. | ||
18. | ||
19. | ||
20. | ||
21. | ||
22. | ||
23. | ||