VWO WB, 1991 - I | ||
OPGAVE 1. | |||
Ten opzichte van een rechthoekig
assenstelsel Oxy is voor t Î
〈-π,
π〉 de
kromme K gegeven door: x = 1 + 2sint en y = ln(1 + cost) |
|||
1. | Onderzoek welke waarden x kan aannemen en onderzoek welke waarden y kan aannemen. | ||
2. | Bereken de coördinaten van de snijpunten van L met de x-as en bereken in één decimaal nauwkeurig de coördinaten van de snijpunten van K met de y-as. | ||
3. | Bereken de coördinaten van de punten van K waarin de raaklijn aan K evenwijdig is aan een van de coördinaatassen. | ||
4. | Geef een vergelijking van de asymptoot van K en toon aan dat deze asymptoot tevens symmetrie-as is van K. | ||
5. | Teken K. | ||
OPGAVE 2. | |||
6. | Geef door arcering het gedeelte van het Oxy-vlak aan waar de richtingscoëfficiënten van de door D bepaalde lijnelementen positief zijn. | ||
7. | Toon aan dat de kromme K gegeven door: x = 1 + 2sint en y = ln(1 + cost) een oplossingskromme van D is. | ||
L is de oplossingskromme van D die door het punt (-2, ln3) gaat. | |||
8. | Stel een vergelijking van L op. | ||
OPGAVE 3. | |||
Van R naar R is gegeven de functie: | |||
|
|||
Ten opzichte van een rechthoekig assenstelsel Oxy is K de grafiek van f. | |||
9. | Toon aan dat f niet differentieerbaar is in x = 0. | ||
10. | Onderzoek f verder en teken K. | ||
Een lijn y = a met a ∈ 〈0,2] snijdt K in de punten A en B. | |||
11. | Bewijs dat AB = 4a. | ||
V is het linker vlakdeel ingesloten door K, de y-as en de lijn l met vergelijking y = 2. | |||
12. | Bereken de inhoud van het omwentelingslichaam dat ontstaat als K wentelt om l. | ||
OPGAVE 4. | |||
De kubus OABC.DEFG, waarvan de
ribben de lengte 6 hebben, is hieronder tweemaal afgebeeld door een
scheve parallelprojectie op een vlak dat evenwijdig is aan vlak OCGD. De bol β gaat door B en F een raakt de lijn OC in O. |
|||
13. | Bereken de straal van β. | ||
Het midden van lijnstuk AB is het middelpunt van een bol γ die door F gaat. | |||
14. | Bereken de lengte van het lijnstuk dat γ van de lijn EG afsnijdt. | ||
Een cilinder heeft als as lijn
OA en straal 3. Binnen het vierkant ABFE ligt het punt R zo dat: • de lijn CR deze cilinder raakt en bovendien: • de lijn CR een hoek van 30º maakt met de lijn BC. |
|||
15. | Teken R in een figuur hieronder. Licht je werkwijze toe. | ||
|
|||
|
|||
UITWERKING | ||
1. | ||
2. | ||
3. | ||
4. | ||
5. | ||
6. | ||
7. | ||
8. | ||
9. | ||
10. | ||
11. | ||
12. | ||
13. | Het middelpunt
ligt even ver van B als van F dus in het middelloodvlak van B en F: dat
is het horizontale vlak door Q en M hiernaast. Het middelpunt ligt even ver van O als van B, dus in het middelloodvlak van O en B, dat is valk ACGE. Dus het middelpunt ligt op lijn MQ. MO staat loodrecht op OC (OC raakt de bol) dus ligt M in een vlak door O dat loodrecht op OC staat: dat is valk AODE. Het middelpunt van de bol is daarom punt M (het midden van AE) De straal is dan MO = √(62 + 32) = √45 = 3√5 |
|
14. | De vraag is: welk punt S van EG heeft afstand ER tot punt R? |
|
15. |
|
|
16. | ||
17. | ||
18. | ||
19. | ||
20. | ||
21. | ||
22. | ||
23. | ||