VWO WB, 1997 - II | ||
OPGAVE 1. | |||
Met domein [-3, →〉
is gegeven de functie f: x → x√(x
+ 3) en met domein [-3, →〉 \ {0} de functie |
|
||
De grafiek van f is in de figuur hiernaast getekend. | |||
4p. | 1. | Bereken het bereik van f. | |
6p. | 2. | Bereken de coördinaten van de gemeenschappelijke punten van de grafieken van f en g. | |
10p. | 3. | Onderzoek g en teken de grafiek van g in de figuur hierboven. | |
Het gesloten vlakdeel begrensd door de grafieken van f en g wordt gewenteld om de x-as. | |||
7p. | 4. | Bereken de inhoud van het omwentelingslichaam dat zo ontstaat. | |
OPGAVE 2. | |||
Met domein [0, π] is de functie f gegeven door: |
|
||
In de figuur
hiernaast is de grafiek van f getekend. Het punt A is de top van de grafiek van f. |
|||
5p. | 5. | Bereken de coördinaten van A. | |
6p. | 6. | Bereken de oppervlakte van het vlakdeel begrensd door de grafiek van f en de x-as. | |
Voor 1 < a < 3 heeft de grafiek van de functie x → asinx drie punten met de grafiek van f gemeen. | |||
7p. | 7. | Toon dit aan. | |
OPGAVE 3. | |||
De kromme K die in de figuur hiernaast is getekend, is gegeven door: |
|
||
waarbij t ∈ 〈←, -1〉 ∪ 〈1, →〉 | |||
7p. | 8. | Bereken de coördinaten van de punt(en) van K waar de raaklijn aan K evenwijdig is aan de y-as. | |
Er is een waarde van p ∈ R zo dat de lijn y = x + p de kromme K raakt. | |||
7p. | 9. | Bereken p. | |
Voor elke a
∈ R snijdt de lijn y = a
de kromme K in de punten Pa en Qa. Ma is het midden van lijnstuk PaQa. |
|||
8p. | 10. | Toon aan dat de x-coördinaat van Ma gelijk is aan 1 + e-a | |
OPGAVE 4. | |||
Van de afgeknotte
piramide ABCD.EFGH, hiernaast getekend in scheve parallelprojectie, is
gegeven: Het grondvlak ABCD is een vierkant met zijde 7, het bovenvlak EFGH is een vierkant met zijde 6, en de hoogte is 5. Lijn DH staat loodrecht op grond- en bovenvlak. |
|||
5p. | 11. | Bereken de inhoud van ABCD.EFGH. | |
b is de bol met middelpunt F en straal
√26. O is de oppervlakte van het gedeelte van vierkant ABCD dat buiten b ligt. |
|||
6p. | 12. | Bereken O. | |
T is het snijpunt
van EG en FH. De lijn AT snijdt vlak ABCD onder een hoek van α graden. |
|||
5p. | 13. | Bereken α. | |
P is een punt van
ribbe BC (zie de figuur). V is het vlak door de punten A, T en P. Behalve de lijn AT is er nog een lijn door T die in V ligt en een hoek van α graden maakt met vlak ABCD. |
|||
7p. | 14. | Teken deze lijn in de figuur hierboven. Licht je werkwijze toe. | |
UITWERKING | ||
1. | ||
2. | ||
3. | ||
4. | ||
5. | ||
6. | ||
7. | ||
8. | ||
9. | ||
10. | ||
11. | ||
12. | ||
13. | ||
14. | Kies Q zo dat
AT' = QT' Dan maakt QT ook een hoek a met vlak ABCD. |
|