VWO WB, 1998 - II | ||
OPGAVE 1. | |||
Gegeven is de functie f : x → ln(x2 +1) | |||
7p. | 1. | Bereken de coördinaten van de buigpunten van de grafiek van f. | |
6p. | 2. | Onderzoek f verder en teken de grafiek van f. | |
V is het vlakdeel begrensd door de grafiek van f en de lijn y = 1. | |||
6p. | 3. | Bereken de inhoud van het omwentelingslichaam dat ontstaat door V te wentelen om de y-as. | |
OPGAVE 2. | ||||
Gegeven is de functie f :
x → 2/x
met domein R+. De lijn y = -x + p raakt de grafiek van f |
|
|||
5p. | 4. | Bereken p. | ||
Voor a > √2 is Va het vlakdeel begrensd door de x-as, de lijn x = a, de lijn y = a en de grafiek van f (zie de figuur). | ||||
8p. | 5. | Bereken a in het geval dat de oppervlakte van Va gelijk is aan 6. | ||
P(p, q) is een willekeurig
punt van de grafiek van f. Q is het punt (2p, 0) en R is het punt (0, 2q). |
||||
8p. | 6. | Bewijs dat de lijn QR de grafiek van f raakt in het punt P. | ||
OPGAVE 3. | ||||
De kromme K is gegeven door: |
|
|||
waarbij t
∈ [0, 2π]
In de figuur hiernaast is K getekend. De coördinaatassen zijn symmetrie-assen van K. |
||||
5p. | 7. | Toon aan dat voor t ≠ 0, π en 2π de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan K in het punt (x(t), y(t)) van K gelijk is aan -3sin2t | ||
R is een rechthoek waarvan de zijden evenwijdig zijn aan de coördinaatassen. | ||||
8p. | 8. | Bereken hoe groot de oppervlakte van R maximaal kan zijn. | ||
waarbij t
∈ [0, 2π]
Voor elke a zijn de coördinaatassen symmetrie-assen van Ka. |
||||
|
||||
K3 snijdt zichzelf in het punt S op de positieve x-as. | ||||
7p. | 9. | Bereken de hoek waaronder K3 zichzelf in S snijdt. | ||
8p. | 10. | Bereken voor welke waarden van a het aantal gemeenschappelijke punten van Ka en de x-as achtereenvolgens 2,3 en 4 is. | ||
OPGAVE 4. | ||||
Ten opzichte van een
rechthoekig assenstelsel Oxyz is het viervlak ABCD gegeven
door A(4, 0, 0), B(0, 4, 0), C(0, -4, 0) en D(0, 0, 8). M is het midden van AD en N is het midden van BD. Het viervlak is hiernaast getekend. De punten P en Q liggen zo op de z-as dat de driehoeken MNP en MNQ gelijkzijdig zijn. |
|
|||
6p. | 11. | Bereken de z-coördinaten van P en Q. | ||
V is een vlak door M en N. V snijdt de z-as in R. |
||||
8p. | 12. | Onderzoek welke waarden de z-coördinaat van R kan aannemen in het geval dat de doorsnede van V met het viervlak een vierhoek is. | ||
β
is de bol door de punten A, B, C en D. W is een vlak door de oorsprong O. Vlak W snijdt de bol β. c is de snijcirkel van bol β en vlak W. |
||||
8p. | 13. | Bereken welke waarden de oppervlakte van c kan aannemen. | ||
UITWERKING | |
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. | |
6. | |
7. | |
8. | |
9. | |
10. | |
11. | |
12. | |
13. | |
14. | |
15. | |
16. | |
17. | |
18. | |
19. | |
20. | |
21. | |
22. | |
23. | |