VWO WC, 2024 - I | ||
Van A tot Z. | |||
Op de Oude Groenmarkt in Haarlem staat het beeld Van A tot Z van de Nederlandse beeldhouwer en landschapskunstenaar Marinus Boezem, uit 2007. Het is een monument voor de Haarlemse tekstdichter Lennaert Nijgh (1945–2002). Het kunstwerk bestaat uit twee massief marmeren letters A en Z. Zie de foto. | |||
|
|||
De marmeren letters
A en Z symboliseren volgens Boezem de letters die schrijvers en dichters
gebruiken om hun creaties te maken. In de A was oorspronkelijk een klein
fonteintje aangebracht en de liggende Z dient als zitbank. Hiermee
krijgt het werk behalve een esthetisch karakter ook een praktisch nut. In de figuur staat een bovenaanzicht van de letter Z met daarin ook enkele afmetingen (in cm). De zithoogte is 40 cm. |
|||
|
|||
4p. | 1. | Bereken hoeveel dm3 marmer er is gebruikt voor de letter Z. | |
Hieronder is een begin gemaakt van een zijaanzicht van het kunstwerk, gezien vanaf links. De letter Z is al in het zijaanzicht getekend. De letters A en Z zijn even dik en ze staan loodrecht ten opzichte van elkaar (zie de foto). De letter A is 120 cm hoog en de afstand tussen de A en de Z is 140 cm. | |||
|
|||
3p. | 2. | Teken in het zijaanzicht op de uitwerkbijlage de letter A erbij. | |
De foto staat
bovenaan deze opgave. Zoals eerder vermeld is de zithoogte van de letter Z 40 cm. |
|||
4p. | 3. | Bereken op welke hoogte deze foto genomen is. Geef je antwoord in gehele centimeters. | |
Veldleeuweriken | |||
De
laatste tientallen jaren is het in Nederland voor veel
weidevogels lastiger geworden om geschikte broedplaatsen te
vinden. Dit komt doordat landbouwgrond steeds intensiever en
gevarieerder wordt gebruikt, en doordat steden voortdurend
verder uitbreiden. Grasland is het voornaamste broedgebied voor weidevogels. Uit een onderzoek van Sovon Vogelonderzoek Nederland blijkt dat in de jaren vanaf 1990 tot en met 2014 ruim 150 000 hectare grasland verloren is gegaan. Dat is een daling van 14 procent. |
|||
2p. | 4. | Bereken hoeveel hectare grasland er nog was in Nederland in 2014. Geef je antwoord in duizenden hectares. | |
Een van de weidevogelsoorten die het meest in aantal is afgenomen, is de veldleeuwerik. In de jaren vanaf 1990 tot en met 2000 bleef de procentuele afname per jaar ten opzichte van het jaar ervoor nagenoeg gelijk. Dit gold ook voor de jaren vanaf 2001 tot en met 2005. In de volgende figuur zijn deze jaarlijkse procentuele afnamen voor deze twee periodes weergegeven voor drie verschillende soorten gebieden: duingebieden, heidegebieden en agrarische gebieden. | |||
|
|||
In de figuur is bijvoorbeeld te zien dat in de jaren vanaf 2001 tot en met 2005 het aantal veldleeuweriken in duingebieden jaarlijks met 7,8% afnam. | |||
4p. | 5. | Bereken met behulp van deze figuur hoeveel procent minder veldleeuweriken er in duingebieden waren in 2005 ten opzichte van het aantal in 1989. Geef je antwoord in gehele procenten. | |
In onderstaande figuur zie je voor heel Nederland hoe het percentage veldleeuweriken zich in de jaren vanaf 1990 tot en met 2014 ontwikkelde ten opzichte van het totale aantal veldleeuweriken in 1990. | |||
|
|||
We
voeren de variabelen P en t in. Hierin is P
het percentage veldleeuweriken ten opzichte van het totale
aantal veldleeuweriken in 1990 in Nederland en is t
de tijd in jaren met t = 0 in het jaar 1990. Ondanks de schommelingen kan het verband tussen P en t in de jaren vanaf 1990 tot en met 2005 goed benaderd worden met een meetkundige rij. Uit de figuur valt af te lezen dat het totale aantal veldleeuweriken in Nederland in 2005 nog maar 40% was van het totale aantal veldleeuweriken in 1990. |
|||
4p. | 6. | Stel met behulp van dit gegeven een recursieve formule op voor de rij. Geef de getallen in je antwoord zo nodig in drie decimalen. | |
Sovon deed niet alleen onderzoek naar het aantal veldleeuweriken in Nederland, maar ving ook regelmatig jonge veldleeuweriken om ze te meten en te wegen. In onderstaande figuur is van 265 gevangen jonge veldleeuweriken het gewicht uitgezet tegen de zogeheten tarsuslengte, dat is de lengte van het onderbeen. | |||
|
|||
In deze figuur is ook een kromme weergegeven die het verband tussen het gewicht en de tarsuslengte benadert. Deze kromme kan worden beschreven met de formule: | |||
|
|||
Hierin
is G het gewicht in grammen en T de
tarsuslengte in millimeters. Het gewicht van een jonge veldleeuwerik heeft een grenswaarde. |
|||
4p. | 7. | Beredeneer aan de hand van de formule voor G, dus zonder gebruik te maken van getallenvoorbeelden, hoe groot deze grenswaarde is. | |
Het gewicht van jonge veldleeuweriken neemt in het begin steeds sneller toe naarmate de tarsuslengte toeneemt. Op een bepaald moment is deze toenamesnelheid maximaal. | |||
4p. | 8. | Bepaal met behulp van de figuur de maximale toenamesnelheid van het gewicht. Licht je antwoord toe en geef je antwoord in gehele grammen per mm. | |
Rechtspraak | ||||
We kijken naar de volgende redenering: | ||||
- |
Rechters zijn eerlijk. |
|
||
- | Maarten is rechter. | |||
- | Dus Maarten is eerlijk. | |||
Om
na te gaan of deze redenering correct is, kan een
venndiagram zoals in de figuur hiernaast gebruikt
worden. Nu bekijken we de volgende redenering: |
||||
- | Rechters zijn eerlijk. | |||
- | Docenten zijn eerlijk. | |||
- | Dus alle docenten zijn rechter. | |||
3p. | 9. | Leg uit met behulp van een venndiagram of deze redenering correct is. | ||
We voeren de volgende logische symbolen in: | ||||
- | R: je bent rechter | |||
- | E: je bent eerlijk | |||
Nu
bekijken we de volgende uitspraak: ‘Als je rechter bent,
dan ben je eerlijk.’ We kunnen deze uitspraak met behulp
van logische symbolen als volgt weergeven: R ⇒ E. Volgens de logica kan hieruit nu de volgende uitspraak volgen: ‘Als je niet eerlijk bent, dan …’ |
||||
2p. | 10. | Maak de zin hierboven volgens de logica af en schrijf de uitspraak in logische symbolen. | ||
Gegeven zijn de volgende twee beweringen: | ||||
I E ⇒ R | ||||
II E ⇒ ¬R | ||||
2p. | 11. | Beschrijf deze beide beweringen in gewoon Nederlands en geef bij elke bewering aan of deze volgt uit de bewering R ⇒ E . | ||
In een rechtszaak zijn drie zussen de verdachten: Alicia, Bahija en Cecile. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat slechts een van de drie zussen op de plaats van de misdaad is geweest. Het enige wat ze zeggen is het volgende: | ||||
- | Alicia: Ik was daar niet aanwezig. | |||
- | Bahija: Ik was daar niet aanwezig. | |||
- | Cecile: Slechts een van ons drieën spreekt de waarheid. | |||
Hieruit is te concluderen wie op de plaats van de misdaad is geweest. | ||||
4p. | 12. | Leg uit wie er op de plaats van de misdaad is geweest. | ||
Vetpercentage. | |||
Om te
bepalen of je een gezond gewicht hebt, kun je je
vetpercentage berekenen. Het vetpercentage is de
hoeveelheid lichaamsvet als percentage van het
lichaamsgewicht. De hoeveelheid lichaamsvet kan gemeten worden met speciale apparatuur. Deze kostbare apparatuur is echter niet altijd voorhanden. De onderzoekster Dympna Gallagher stelde daarom een formule op om de vetvrije massa te benaderen. De vetvrije massa (VVM) is het lichaamsgewicht zonder het lichaamsvet. Voor mannen wordt de formule van Gallagher gegeven door: |
|||
VVM = 0,446 · G - 0,00087 · j · G + 9,438 · L2 (formule 1) |
|||
Hierbij is
G het lichaamsgewicht in kg, j de
leeftijd in jaren en L de lengte in meters.
Volgens Gallagher neemt bij gelijkblijvend gewicht en gelijkblijvende lengte het vetpercentage van een man toe naarmate hij ouder wordt. |
|||
3p. | 13. | Beredeneer dit, zonder gebruik te maken van een getallenvoorbeeld, met behulp van bovenstaande gegevens. | |
Voor het vetpercentage V geldt: | |||
|
|||
Met behulp van formule 2 en formule 1 kan voor 33-jarige mannen een formule worden opgesteld waarin het vetpercentage V wordt uitgedrukt in de lengte L in meters en het lichaamsgewicht G in kg: | |||
|
|||
3p. | 14. | Toon dit aan. | |
Cristiano Ronaldo wordt gezien als een van de meest
fitte voetballers ter wereld ooit. Op 33-jarige
leeftijd had de voetballer een gemeten vetpercentage
van 7 met een hoeveelheid lichaamsvet van 5,88 kg
bij een lengte van 1,87 m. De formule van Gallagher, en dus ook formule 3, geeft voor topsporters een veel hoger berekend vetpercentage dan de werkelijke gemeten waarde. |
|||
3p. | 15. | Bereken met behulp van formule 3 het verschil tussen beide vetpercentages voor Ronaldo. Geef je antwoord als een geheel getal. | |
Zowel een te hoog als een te laag vetpercentage is
niet gezond. Voor gezonde 33-jarige mannen geldt dat
zij een vetpercentage hebben tussen de 8 en de 20.
Het gezonde lichaamsgewicht bij een bepaalde lengte
heeft dus een boven- en een ondergrens. Voor de bovengrens en ondergrens van het gezonde lichaamsgewicht van mannen kunnen formules worden opgesteld waarbij het lichaamsgewicht G in kg uitgedrukt wordt in de lengte L in meters. In de figuur hieronder staat een assenstelsel met daarin op de horizontale as de lengte (in meters) van 33-jarige mannen en verticaal hun lichaamsgewicht (in kg). Hierin is met behulp van formule 3 de grafiek van de bovengrens van het gezonde lichaamsgewicht al getekend. Deze grafiek is geen rechte lijn. |
|||
|
|||
4p. | 16. | Teken in deze figuur de grafiek van de ondergrens van het gezonde lichaamsgewicht en arceer vervolgens het gebied van de gezonde lichaamsgewichten. | |
Rubik's kubussen. | |||||||||||||||||
Rubiks kubussen zijn er in verschillende maten. De bekendste is de kubus waar negen vierkantjes zichtbaar zijn op elk zijvlak (de middelste kubus in foto 1). Dit is de klassieke Rubiks kubus, die in de jaren zeventig van de vorige eeuw door de Hongaar Ernő Rubik is ontwikkeld. | |||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
In deze opgave wordt het getal n gebruikt voor het kubusnummer. Bij kubusnummer n bestaat een zijvlak van de Rubiks kubus uit n bij n vierkantjes, dus n2 in totaal. | |||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
Het oplossen van de Rubiks kubus is het
terugbrengen van een door elkaar gedraaide kubus
(zie foto ) naar de opgeloste toestand. In de
opgeloste toestand hebben alle vierkantjes op
een zijvlak dezelfde kleur. In totaal heeft de
Rubiks kubus zes verschillende kleuren. Er worden regelmatig wedstrijden gehouden waarbij Rubiks kubussen zo snel mogelijk moeten worden opgelost. In de tabel staan de wereldrecords voor het oplossen van Rubiks kubussen. Hierbij is n het kubusnummer en Tn de wereldrecordtijd in seconden behorende bij kubusnummer n. |
|||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
In de tabel is te zien dat hoe groter de n is, hoe langer de tijd is die nodig is om de Rubiks kubus op te lossen. | |||||||||||||||||
2p. | 17. | Toon aan dat er in de tabel geen sprake is van een lineair of exponentieel verband tussen n en Tn . | |||||||||||||||
De gegevens in de tabel worden redelijk benaderd door de formule Tn = 0,0267 · n4,4. We nemen aan dat deze formule geldt voor alle waarden van n groter dan of gelijk aan 2. | |||||||||||||||||
3p. | 18. | Bereken met behulp van de formule vanaf welk kubusnummer het wereldrecord boven het uur zal liggen. | |||||||||||||||
De grootste kubus die er is, is een kubus met kubusnummer 33. | |||||||||||||||||
3p. | 19. | Bereken wat volgens de formule het wereldrecord is voor een kubus met kubusnummer 33. Geef je antwoord in hele dagen, uren en minuten. | |||||||||||||||
Als n verdubbelt, dan wordt Tn met een factor vermenigvuldigd. | |||||||||||||||||
3p. | 20. | Bepaal die factor. Geef je antwoord in één decimaal. | |||||||||||||||
Meerlingen | |||
Een vrouw bevalt na een zwangerschap meestal van één kind. Een meerling, dat zijn twee of meer kinderen die uit één zwangerschap geboren worden, komt van nature weinig voor. Een drieling is een meerling van drie kinderen. Een drieling kan op drie manieren ontstaan: | |||
- | uit één eitje: in dat geval zijn de drie kinderen van een drieling genetisch identiek en dus van hetzelfde geslacht. We spreken dan van een eeneiige drieling. | ||
- | uit twee eitjes: in dat geval zijn twee kinderen genetisch identiek en dus van hetzelfde geslacht, maar het derde kind is genetisch verschillend (en kan van hetzelfde of verschillend geslacht zijn). We spreken dan van een twee-eiige drieling. | ||
- | uit drie eitjes: in dat geval zijn alle drie de kinderen onderling genetisch verschillend. We spreken dan van een drie-eiige drieling. | ||
We gaan er in deze opgave verder van uit dat een kind bij de geboorte altijd een jongen of een meisje is. | |||
4p. | 21. | Onderzoek hoeveel verschillende samenstellingen er voor een drieling bestaan als je let op geslacht en op de drie manieren waarop een drieling kan ontstaan. Licht je antwoord toe. | |
Bij de
opkomst van de zogeheten IVF-techniek eind jaren tachtig van de
vorige eeuw werden vaak meerdere bevruchte eicellen
teruggeplaatst om de slagingskans van IVF te vergroten. Hierdoor
nam in verhouding het aantal drie(-plus)lingen (een meerling van
drie of meer kinderen) ook toe. In 1980 waren er in Nederland 180 517 geboorten, waarvan slechts 25 van een drie(-plus)ling. In 1991 waren er in Nederland van de 196 698 geboorten 124 drie(-plus)linggeboorten. |
|||
3p. | 22. | Bereken met hoeveel procent het percentage drie(-plus)lingen in 1991 is toegenomen ten opzichte van het percentage drie(-plus)lingen in 1980. Geef je antwoord in gehele procenten. | |
Algemeen wordt aangenomen dat de grootste meerling die op natuurlijke wijze kan ontstaan een negenling is. De Duitse onderzoeker Hellin voorspelde al in 1895 het volgende voor meerlingen bij natuurlijke zwangerschappen: | |||
- | Gemiddeld 1 op de 89 geboorten is de geboorte van een tweeling. | ||
- | Gemiddeld 1 op de 892 geboorten is de geboorte van een drieling. | ||
- | Gemiddeld 1 op de 893 geboorten is de geboorte van een vierling. | ||
- | ….. | ||
- | Gemiddeld 1 op de 898 geboorten is de geboorte van een negenling. | ||
Dit werd
later door andere wetenschappers de wet van Hellin
genoemd. In 2002 waren in Nederland 199 205 geboorten, waarvan 3707 tweelinggeboorten. Dat waren de meeste tweelinggeboorten ooit in Nederland in een jaar. Van deze tweelingen was (afgerond) 22 procent door middel van IVF (of een verwante techniek) verwekt. In 2002 waren er in totaal 3270 geboorten na IVF (of een verwante techniek). Uit deze gegevens volgt dat er in 2002 in Nederland meer tweelingen na een natuurlijke zwangerschap zijn geboren dan de wet van Hellin voorspelt. |
|||
3p. | 23. | Bereken hoeveel meer. | |
Zoals eerder vermeld waren er in het jaar 1991 van de 196 698 geboorten 124 drie(-plus)linggeboorten. Neem aan dat de drie(-plus)lingen in 1991 hooguit uit vijf kinderen bestonden. Het percentage drie(-plus)linggeboorten ten opzichte van het totale aantal geboorten was in dat jaar vele malen groter dan volgens de wet van Hellin, waarbij we uitgaan van 196 698 natuurlijke zwangerschappen. | |||
3p. | 24. | Bereken op basis van bovenstaande informatie hoeveel keer zo groot. Geef je antwoord als een geheel getal. | |
UITWERKING | |||||||||||||||
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten. | |||||||||||||||
1. |
Bovenkant van de Z: rechthoek min twee driehoeken. Rechthoek is 100 × 142 = 14200 Driehoek: basis 142 - 2 × 40 = 62, hoogte = 50 oppervlakte driehoek = 0,5 × 50 × 62 = 1550 oppervlakte bovenkant van de Z: 14200 - 2 × 1550 = 11100 inhoud van de Z = 11100 × 40 = 444000 cm3 Dat is 444 dm3 |
||||||||||||||
2. |
De Z is 40 hoog en de afstand tussen de Z en de
A is 140 cm dus dat is 3,5 keer zo veel als de hoogte van de Z De hoogte van de A is 120 cm dus dat is 3 keer zoveel als de hoogte van de Z Dat geeft zoiets: |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
3. |
Teken met behulp van de randen van de Z het
verdwijnpunt V De horizontale (blauwe) lijn door V geeft de hoogte van de horizon, dus van het oog Je kunt dan meten hoeveel keer zoveel dat is als de hoogte van de Z (die is 40 cm) De ooghoogte is ongeveer 73 cm en de Z-hoogte is 19 cm Dan wordt dat 73/19 × 40 = 154 cm. Zie de figuur. |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
4. | 14% is 150000 en er is nog 86% over. | ||||||||||||||
|
|||||||||||||||
?? = 86 · 150000/14 = 921428 hectare dus ongeveer 921000 hectare | |||||||||||||||
5. | De
afnamepercentages zijn 9,6% en 7,8% Dat betekent groeifactoren 0,904 en 0,922 De factor 0,904 geldt 11 jaar lang en de factor 0,922 geldt 5 jaar lang. Samen geeft dat factor 0,90411 · 0,9225 = 0,219... Dat is een afname van 78% |
||||||||||||||
6. | in 15
jaar is de factor 0,4 per jaar geldt dan g15 = 0,4 g = 0,41/15 = 0,9407 De recursieformule is dan P(n) = 0,9407 · P(n - 1) met P(0) = 100 |
||||||||||||||
7. | als
T naar oneindig gaat, dan gaat -0,307 naar min-oneindig dan gaat 2,72-0,307T naar nul dan gaat de noemer naar 1 Dan gaat G naar 22/1 + 0 = 31 De grenswaarde is dus G = 31 gram |
||||||||||||||
8. | Teken
de raaklijn in het steilste punt van de grafiek, want daar is de
toenamesnelheid maximaal. Lees van die raaklijn twee punten af en bereken de helling daartussen. De punt waren bij mij (15, 5) en (30, 30) De helling is dan (30 - 5)/(30 - 15) = 2 gram/mm |
||||||||||||||
9. |
![]() |
||||||||||||||
In het
gebied van de rode stip kunnen docenten staan. Die zijn dan eerlijk maar geen rechter. De redenering is dus niet correct. |
|||||||||||||||
10. | Als je
niet eerlijk bent dan ben je geen rechter ¬ E ⇒ ¬ R |
||||||||||||||
11. | E
⇒ R Als je eerlijk bent, dan ben je een rechter. Daaruit volgt: als je geen rechter bent dan ben je niet eerlijk Dat is NIET gelijk aan de gegeven bewering E ⇒ ¬R Als je eerlijk bent dan ben je geen rechter Daaruit volgt: Als je een rechter bent dan ben je niet eerlijk Dat is NIET gelijk aan de gegeven bewering |
||||||||||||||
12. | Stel
dat Celine de waarheid spreekt Dan liegen beide anderen. Dan zijn ze beiden op de plaats van de misdaad geweest. Maar dat kan niet, dus Celine liegt. Niemand de waarheid kan niet want dan zouden A en B weer beiden op de plaats van de misdaad zijn geweest Dus er spreken er precies 2 de waarheid en dat zijn A en B Dus Celine is op de plaats van de misdaad geweest.. |
||||||||||||||
13. | VVM = 0,446
· G
- 0,00087
· j
·G + 9,438
· L2
Als G en L gelijk blijven dan blijft dus 0,446 · G + 9,438 · L2 gelijk Dus VVM verandert hetzelfde als -0,00087 · j ·G Als j toeneemt dan wordt -0,00087jG dus groter negatief Dus wordt VVM kleiner. Dus wordt het vetpercentage groter. |
||||||||||||||
14. | j
= 33 geeft VVM = 0,446
· G
- 0,00087
·33
· G + 9,438
· L2 VVM = 0,41729G + 9,438L2 Invullen in de V formule: V = 100(G - 0,41729G - 9,438L2)/G V = (58,271G - 943,8L2)/G V = 58,271 - 943,8L²/G |
||||||||||||||
15. | 7 =
5,88/G ·
100 7G = 588 G = 84 kg V = 58,271 - 943,8 · 1.872/84 = 19,02 Het gemeten percentage is 7, dus het verschil is 19,02 - 7 = 12,02 |
||||||||||||||
16. |
8 = 58,271
- 943,8 · L2/G 50,271 = 934 L2/G 50,271G = 934L2 G = 18,58L2 Dat geeft de volgende tabel en de volgende ondergrens: |
||||||||||||||
|
|||||||||||||||
![]() |
|||||||||||||||
17. | De
verschillen in de opeenvolgende T ' zijn: 2,98 14,95 18,86 36,54 34,07 Dat is niet constant dus het verband is niet lineair. |
||||||||||||||
18. | 0,0267 ·
n4,4 = 3600 n4,4 = 134831 n = 1348311/4,4 = 14,65 Dus vanaf nr. 15. |
||||||||||||||
19. | Tn =
0,026 · 334,4
Tn = 124863,... seconden Tn = 124863/3600 = 34,68... uur Tn = 34,68/24 = 1,445... dagen Dat is 1 + 0,445... * 24 uur 1 dag en 10,68... uur Dat is 1 dag + 10 uur + 0,68.... * 60 minuten Dat is 1 dag + 11 uur + 41,05.... minuten Dat is 1 dag + 11 uur + 41 minuten + 0,05* 60... seconden 1 dag + 11 uur + 41 minuten |
||||||||||||||
20. | Tnieuw =
0,0267 · (2n)4,4.
Tnieuw = 0,0267 · 24,4 ·n4,4 Tnieuw = 0,0267 · 21,11 · n4,4 Tnieuw = 21,11 · Toud De factor is dus 21,1 |
||||||||||||||
21. |
een-eiig: JJJ of MMM twee mogelijkheden twee-eiig: JJ-J of JJ-M of MM-M of MM-J: vier mogelijkheden drie-eiig: JJJ of MMM of JJM of MMJ: viermogelijkheden In totaal dus 2 + 4 + 4 = 10 mogelijkheden. |
||||||||||||||
22. | 1980:
25 van de 180517 is 25/180517*100 =
0,000138... % 1991: 124 van de 196698 is 124/196698 * 100% = 0,000630...% dat is een toename van 0,000492 en dat is 0,000492/0,000138 * 100% = 355% |
||||||||||||||
23. | 0,78
· 3707 = 2891 tweelingen na een
natuurlijke zwangerschap De wet van Hellin geeft (199205 - 3270)/89 = 2202 tweelingen Dat scheelt 689 tweelingen. |
||||||||||||||
24. | De wet
van Hellin geeft (1/892
+ 1/893 + 1/894)
· 100% = 0,0127% Het werkelijke percentage was 124/196698 · 100% = 0,0630% Dat is 0,0630/0,0127 = 5 keer zo groot. |
||||||||||||||