Het
Brouwer-Fixed-Point-Theorem |
|
|
....Daar is dit namelijk een speciaal geval van.
't Is eigenlijk het verhaal van de monniken, maar dan
in twee (en meer) dimensies.
|
Om het theorema te bewijzen hebben we "Sperner's
Lemma" nodig, dus laten we daarmee beginnen.
Verdeel een driehoek met hoekpunten Rood, Blauw en Groen in
allemaal kleinere driehoeken. Ga vervolgens ook de hoekpunten
van deze kleinere driehoeken een kleur geven volgens deze twee
regels:
|
1. |
Een hoekpunt op
een zijde van de oorspronkelijke driehoek moet
de kleur van één van beide hoekpunten die bij
die zijde horen krijgen |
2. |
De andere
hoekpunten zijn willekeurig te kleuren. |
|
|
Hiernaast zie je een mogelijkheid. |
|
Sperner's Lemma zegt nu
|
"Er
is altijd minstens één driehoek met alle drie de kleuren" |
|
|
Dat kun je als volgt bewijzen.
Ga alle driehoeken in de figuur langs, en tel het aantal
rood-blauwe zijden.
Noem nu: |
|
|
A = aantal rood-blauwe zijden van
driehoeken die rood-blauw-blauw of rood-rood-blauw zijn.
B = aantal rood-blauwe zijden ten gevolge van
rood-blauw-groene driehoeken.
T = totaal aantal rood-blauwe zijden. |
Dan is T = A + B want andere driehoeken leveren geen
rood-blauwe zijden.
Laten we eerst T bepalen. Er zijn twee soorten rood-blauwe
zijden, namelijk zijden binnen in de driehoek, en zijden die een
deel van de omtrek zijn. Van de eerste soort zullen we een even
aantal vinden, omdat we elke zijde dubbel meetellen (hoort bij
twee driehoeken).
De tweede soort vinden we alleen op de oorspronkelijke
rood-blauwe kant van de grote driehoek. Als we daarop vanaf het
begin punten gaan toevoegen, dan zien we dat er vier
mogelijkheden zijn:
|
|
|
|
|
|
Een rode komt tussen
twee roden, een blauwe komt tussen twee roden, enz.
In de figuur hierboven zien we dat bij elk van die vier
mogelijkheden het totaal aantal rood-blauwe zijden gelijk blijft
of twee groter wordt. Omdat we oorspronkelijk begonnen met één
rood-blauwe zijde, zal het aantal rood-blauwe zijden op de
omtrek een oneven aantal zijn.
T is dus de som van een even aantal (binnenin) plus een
oneven aantal (op de zijde) en zal dus oneven zijn.
Omdat elke driehoek van soort A twéé rood-blauwe zijden
bijdraagt zal getal A een even getal zijn.
Omdat T = A + B met T oneven en A even, zal B dus een oneven
aantal moeten zijn.
Dus de rood-blauw-groene driehoeken leveren een oneven aantal
rood-blauwe zijden. Dat is dus niet NUL, dus moet er minstens
één rood-groen-blauwe driehoek zijn. Daarmee is Sperner's
Lemma bewezen.
Over naar Brouwer's Fixed Point Theorem. |
|
|
Eerst gaan we een
coördinatenstelsel in de driehoek aanleggen. Dat doen we door
"Driehoekscoördinaten" te nemen. Hiernaast staat hoe
het werkt. Elk punt wordt gegeven door 3 coördinaten (x1,
x2, x3) die samen 1 zijn.
Welke je waar moet aflezen kun je aan de kleuren in de figuur
hiernaast zien.
Als we de volgorde rood-blauw-groen nemen heeft het gele punt
binnen de driehoek coördinaten (0.5 , 0.3 , 0.2) en het
gele punt op de rand is het punt (0, 0.4 , 0.6). (De
coördinaten stellen eigenlijk de gewichten voor die je op de
hoekpunten zou moeten zetten om het zwaartepunt in het
betreffende punt te krijgen, en worden ook wel "barycentrische"
coördinaten genoemd)
|
|
Stel nu dat we een continue functie hebben die elk punt (x1,
x2, x3) laat overgaan in een
punt (x1', x2', x3').
Dan verdelen we de driehoek in allemaal hele kleine driehoekjes
(zoals bij Sperner's Lemma) en gaan hem kleuren. Dat doen we
volgens de volgende kleurregel:
|
Zoek de eerste coördinaat die
bij het beeld kleiner is dan bij het origineel
en geef het punt de kleur van die coördinaat |
|
|
|
Als bijvoorbeeld punt
(0.2 , 0.4 , 0.4) wordt afgebeeld op (0.5 , 0.3 , 0.2) dan
wordt het punt BLAUW omdat de tweede coördinaat de eerste is
die kleiner is.
Dat lukt altijd; de coördinaten kunnen niet alledrie groter
zijn omdat ze som 1 hebben. Als ze alle drie precies gelijk zijn
hebben we meteen Brouwers Fixed Point bewezen.
Wat gebeurt er met punten op bijvoorbeeld de onderste
rood-blauwe zijde? Die hebben coördinaten (x1
, x2, 0) en krijgen nieuwe coördinaten (x1',
x2', x3'). Dan moet één
van de eerste twee coördinaten van het beeld wel kleiner zijn
dan die van het origineel. Allebei groter kan niet, wan x1
+ x2 = 1, en als eentje groter is moet de
ander wel kleiner zijn). Kortom een punt op zijde rood-blauw
wordt rood of blauw. Hetzelfde geldt voor de andere zijden, ga
dat zelf maar na.
Conclusie: de kleuring van de punten is dezelfde als die bij
Sperners Lemma. Dus weten we dat er altijd een driehoek
zal zijn met alledrie de kleuren.
Maak nu een verdeling in driehoeken en zoek de driehoek
met alle kleuren. Doe dat nogmaals, maar nu kleinere driehoeken.
Dan wéér kleinere driehoeken en ga zo alsmaar door (maak de
driehoekenverdeling zo klein als je maar wilt).
Elke keer zal er een driehoek zijn met alle kleuren (misschien
wel meerderen). Die kan in het begin wel steeds op een andere
plaats zitten, maar als de stapjes klein genoeg worden zul je
uiteindelijk ergens een klein driehoekje krijgen dat "naar
een punt P toegaat" (dat zal zo zijn als de driehoekjes
klein genoeg zijn om de schommelingen in f niet
meer te"zien", want die schommelingen zijn eindig
groot omdat f continu is).
Maar steeds zal blijven gelden x1'£
x1 en x2'£
x2 en x3'£
x3. Omdat de som van de
coördinaten 1 is, en de coördinaten (haast) niet meer
veranderen, moet uiteindelijk gelden x1'»
x1 en x2'» x2
en x3'» x3.
Waarbij "»"
betekent "zo nauwkeurig als je maar wilt". Dus is het punt
P een "fixed point" waarvoor geldt f (P)
= P.
Het is het punt op de kaart dat precies boven zichzelf
terechtkomt!
Het kan ook in drie dimensies natuurlijk:
Als je in een kop koffie roert is er na afloop minstens één
koffiedeeltje dat zich op precies dezelfde plaats als in het
begin bevindt....
|
En heel direct kun je
inzien dat er zo'n fixed-point moet zijn als de kaart nadat
er functie f op is toegepast gelijkvormig is met de
originele. Hiernaast staat in het bovenste plaatje zo'n geval
getekend.
Nu kunnen we het beeld als nieuw origineel kiezen en
precies dezelfde functie weer toepassen. Dat geeft een tweede
beeld.
Als we zo alsmaar doorgaan krijg je een serie beelden die naar
een punt convergeren.
Dat is ons gezochte fixed-point! |
|
|
Trouwens wist je dat je de haren
op een kokosnoot niet zó kunt kammen dat er geen kruin
is! |
|
|
|
En waarom staat deze
flauwekul hier nou zomaar?
Nou, 't is gewoon een toepassing van het fixed-point-theorema!
Beschouw het begin van de haren als x en het punt waar de
haren eindigen als f(x).
De kruin is het punt waar
f(x) = x
Nog zo'n vreemde bewering:
|
Op het aardoppervlak is er altijd een punt
waar het volledig windstil is. |
|
|
|
|
|
|
|