Noem de getallen x, y
en z in opklimmende grootte.
x moet 1, 2 of 3 zijn, want als x > 3, dan is
het minimum 4 + 5 + 6 en dat is meer dan 13.
Als x precies 3 is, dan moet het wel 3 + 4 + 6 zijn
Omdat A het nog niet weet is x kennelijk gelijk aan 1
of 2.
z kan geen 11 zijn want dan kan
nooit x + y + z = 13
gelden.
Voor z = 10 is de enige mogelijkheid 1 + 2 +
10 (aangezien x = 1 of x = 2)
Omdat B het niet weet moet wel gelden z < 10
z = 9 zet de nummers vast op (1 , 3 , 9)
Maar dat kan ook niet. Kijk maar:
als x = 2 zou dat minimaal geven 2 + 3 + 9 en dat
is meer dan 13
Dus zal x gelijk zijn aan 1 en y gelijk aan
3. In dat geval zou B de getallen weten!
Conclusie: z < 9
Als z gelijk is aan 6 zijn de enige mogelijkheden
(3, 4, 6) en (2, 5, 6)
Maar B weet al dat x gelijk is aan 1 of 2, en dus zou zij
weten dat het het tweede drietal moet zijn.
Dus z is niet gelijk aan 6.
Kleiner dan 6 kan ook niet, want dan is de kleinste
mogelijkheid 3 + 4 + 5 en dat is slechts 12.
Conclusie: z = 7 of z = 8
Omdat x gelijk is aan 1 of 2 zijn er nog vier
mogelijkheden: (1, 5 , 7) (1, 4, 8) (2, 4, 7) (2, 3, 8)
Omdat meisje C het ook niet weet is de enige mogelijkheid y
= 4 |