Hij probeert zich nog te redden met een stukje logica, maar ja 't zal
bij deze Romeinen wel niet baten....
Terug naar ons probleem; de kans op som 7 uitrekenen dat kan bijna
iedereen, dat is het probleem niet.
Maar.....
Nu zegt een omstander dat er minstens één van beiden een zes
is!
Hoe groot is nú de kans dat de som 7 is?
Makkie: nu zijn de mogelijkheden nog
(1,6)(2,6)(3,6)(4,6)(5,6)(6,6)(6,5)(6,4)(6,3)(6,2)(6,1)
Van deze 11 leveren er 2 som zeven, dus de kans is nu 2/11.
Maar ja, als de omstander had gezegd: "Er is minstens één
5" was de kans óók 2/11
geworden, en bij "Er is minstens één 4" óók,
en....
Als de omstander zegt "minstens één X" dan wordt de
kans op zeven al 2/11 in
plaats van 1/6.
Maar als dat toch altijd zo is, waarom dan wachten op zijn informatie?
Zo gauw hij íets zegt is de kans al gestegen naar 2/11.....
De kans op som zeven is 1/6,
maar zodra een omstander zijn mond opendoet, wordt de kans 2/11....
Paradoxaal, niet?
Met de voorwaardelijke-kans-formule
klopt het toch echt:
gebeurtenis A = de som is zeven
gebeurtenis B = minstens één is 6
P(A Ç B) = 2/36
P(B) = 11/36
P(A\B) = 2/36 /11/36
= 2/11 |
|
|