Kijk, dat het met het vierkante papier hiernaast kan weet iedereen die wel eens een hoedje van papier heeft gevouwen.

Maar ook met de onderste "schevere" vierhoek lijkt het vouwen te lukken.

Laten we die eens aan een nadere beschouwing onderwerpen:

Bij het vouwen komt AE op SE en ook BE op SE.  Dus moeten AE en BE even lang zijn, dus is E het midden van AB. Op precies dezelfde manier kunnen we ook concluderen dat F, G en H de middens van de zijden van de vierhoek zijn.
In driehoek ABD is  EH daarom een middenparallel.  Omdat EH precies halverwege tussen A en BD loopt, en omdat S even ver van EH afligt als A, moet S wel op BD liggen.
Maar omdat AS loodrecht staat op EH (vanwege het vouwen) staat AS ook loodrecht op BD.
Kortom:  S is het voetpunt van de hoogtelijn vanuit A in driehoek ABD.

Op dezelfde manier moet S ook het voerpunt zijn van de hoogtelijnen vanuit C, D en B in soortgelijke driehoeken.
Maar dat betekent dat  BD en AC loodrecht op elkaar staan!
Conclusie:
Vouwen is mogelijk als de diagonalen loodrecht op elkaar staan
Hoe is het met onze oorspronkelijke figuur?

Staan de diagonalen loodrecht op elkaar?

AB en CD zijn samen een halve cirkel.
Hun middelpuntshoeken zijn dus samen 180º
Hun omtrekshoeken zijn dn samen 90º
Maar dat zijn de hoeken x en y.
Dus x + y = 90º en dus is de derde hoek van de driehoek ook 90º en dus staan de diagonalen loodrecht op elkaar.