Verdeel alle mensen willekeurig over de
twee kamers.
Stel dat persoon A in zijn kamer meer dan 1 vijand heeft.
Dan heeft hij in de andere kamer hoogstens één vijand (want hij had er
in totaal hoogstens 3). Laten we hem B noemen.
Dus door A te verplaatsen naar de andere kamer zit het wat A betreft
goed.
Maar ja, misschien heeft B in die andere kamer dán wel weer
meer dan 1 vijand nu A er bij gekomen is.
En als je hem verplaatst naar de eerste kamer zit het wat B betreft wel
weer goed, maar ja, dan kan er wel weer een persoon C teveel vijanden
gekregen hebben.
Hoe weet je zeker dat al dat heen en weer schuiven niet eindeloos
door kan gaan?
Makkelijk: door het TOTAAL aantal vijandkoppels in beide kamers
samen te bekijken.
Noem dat aantal koppels K.
Door een verplaatsing als hierboven van bijvoorbeeld A neemt K met
minstens één af.
Immers er verdwijnen twee vijandkoppels met A uit de eerste kamer, en er
komt hoogstens één nieuw vijandkoppel in de andere kamer bij.
Elke keer als we verplaatsen neemt K met minstens één af, en aangezien
K een eindig getal is kan dat niet oneindig lang door blijven gaan.
Ofwel: op een gegeven moment valt er niets meer zo te verplaatsen:
omdat iedereen hoogstens één vijand in zijn kamer heeft. |