4. |
Geef de oplossingskrommen van de volgende
differentiaalvergelijkingen als je weet dat er een rechte lijn
als oplossing bestaat. |
|
|
|
|
|
a. |
y' = -y + 2x -
1 met y(0) = 2 |
|
|
|
|
|
b. |
dy/dx
+ 2y = 4x + 2 met y(1) = 3 |
|
|
|
|
|
c. |
dy + xdx = dx + 2ydx
met y(0) = 1,75 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Gegeven is de
differentiaalvergelijking xy' + 2y = x2
- x + 1 |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat er een parabool is die
een oplossing van deze vergelijking is. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef de vergelijking van de
oplossingskromme die door (1,1) gaat. |
|
|
|
y = 1/4x2
- 1/3x + 1/2
+ 7/12x2 |
|
|
|
|
|
6. |
Als een voorwerp met temperatuur T in een ruimte
met temperatuur T0 wordt gezet, dan zal de
temperatuur van dat voorwerp langzaam veranderen totdat het
voorwerp dezelfde als de omgeving heeft.
De snelheid waarmee dat gebeurt hangt af van de zogenaamde
warmtecapaciteit van het voorwerp en van het verschil
in temperatuur tussen het voorwerp en de omgeving.
Er blijkt te gelden dT/dt =
c(T0 - T) waarin c de
warmtecapaciteit is (we maken ons even niet druk om de eenheden
daarvan, t is in uren).Een blikje frisdrank heeft warmtecapaciteit
c = 5. Het heeft lange
tijd in een koelkast van 5ºC gestaan,
en wordt op t = 0
in een kamer van 20ºC gezet.
Bereken wanneer de temperatuur van het blikje gelijk zal zijn
aan 15ºC. |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
De volgende
differentiaalvergelijkingen hebben allemaal een oplossing van de
vorm y = a • ex
Geef een oplossingskromme in de volgende gevallen: |
|
|
|
|
|
a. |
y' = 4y + 2ex
met y(0) = 4/3 |
|
|
|
|
|
|
b. |
dy/dx - 2y
= ex met y(1) = 0 |
|
|
|
|
|
|
c. |
dy + exdx = 2ydx
met y(0) = 0 |
|
|
|
|
|
8. |
Een rechercheur van de politie vindt
om 17:48 uur in een kelder waar het 10
ºC is een lijk. Het lijk is
nog "vers" want de temperatuur ervan is gelijk aan 30ºC.
Als de lijkschouwer precies drie uur later ter plekke is, meet
hij een lijktemperatuur van 25ºC. Men weet dat zo'n lijk afkoelt
volgens de differentiaalvergelijking: T' (t)
= c · (T - T0)
waarbij c een constante is, en T0 de
omgevingstemperatuur.
Hoe laat is de moord gepleegd? |
|
|
|
|
|
|
9. |
Examenvraagstuk VWO, 1976.
Gegeven is de differentiaalvergelijking (2x +
y)dy = (2x3 + 4y)dx |
|
|
|
|
|
a. |
Teken de verzameling van de punten
waarin het lijnelement dat aan de differentiaalvergelijking
voldoet, een positieve richtingscoëfficiënt heeft. |
|
|
|
|
|
b. |
Welke tweedegraads functies voldoen
aan de differentiaalvergelijking? |
|
|
|
|
|
c. |
De lijn l raakt een
oplossingskromme van de differentiaalvergelijking in het punt
(1,1)
Bewijs dat P het enige punt van l is waarin l een
oplossingskromme raakt. |
|
|
|
|
10. |
Examenvraagstuk VWO, 1991. |
|
|
|
|
|
Gegeven is de
differentiaalvergelijking D: dy/dx
= (y + x)/x |
|
|
|
|
|
a. |
Arceer het gedeelte van het Oxy-vlak
waar de lijnelementen van deze differentiaalvergelijking een
positieve richtingscoëfficiënt hebben. |
|
|
|
|
|
Een functie f die een
oplossing is van D, heeft een uiterste waarde voor x =
e. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek of deze uiterste waarde
een minimum of een maximum is en bereken deze uiterste waarde. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat voor elke p
geldt dat de functie gp(x) = xln|x|
- px een oplossing is van D. |
|
|
|
|
11. |
Gegeven is de
differentiaalvergelijking dy/dx = (2y +
2)/x - 4. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat er een rechte lijn is
die een oplossing is. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef de vergelijking van de oplossingskromme die door het punt (2,0) gaat. |
|
|
|
|
|
c. |
Als je bij vraag a) had geprobeerd of
er een parabool is die een oplossingskromme is, dan had je
meteen de hele algemene vergelijking gevonden.
Laat zien dat dat inderdaad zo is. |
|
|
|
|
12. |
Gegeven is de
differentiaalvergelijking: cosx • dy/dx
= 1 - y • sinx |
|
|
|
|
|
a. |
In welke punten voor 0
≤ x < 2π
is het lijnelement dat aan de differentiaalvergelijking voldoet
evenwijdig aan de x-as? |
|
|
|
|
|
b. |
Er zijn integraalkrommen van deze
differentiaalvergelijking die de lijn y = 2 raken.
Bereken de coördinaten van de raakpunten. |
|
|
|
|
|
c. |
Een particuliere oplossing van deze
differentiaalvergelijking is y = acosx +
bsinx.
Bereken a en b |
|
|
|
|
|
d. |
Los de homogene
vergelijking op. (tip: de primitieve
van tanx is -ln | cosx
| ) |
|
|
|
|
13. |
Gegeven is de
differentiaalvergelijking dy - ydx =
φ(x)dx, waarbij
φ een differentieerbare functie is met
φ(0) = -2. |
|
|
|
|
|
a. |
Als
φ(x) = -2cosx dan is de
particuliere oplossing van de vorm y = asinx
+ bcosx.
Bereken a en b, en geef een algemene oplossing
van de differentiaalvergelijking. |
|
|
|
|
|
b. |
De kromme met vergelijking y
=
φ(x) is een oplossingskromme van de
differentiaalvergelijking.
Bereken
φ(2). |
|
|
|
|
14. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde B, 1985.
Gegeven is de
differentiaalvergelijking D: (x + 1)dy =
(2x - y + 3)dx |
|
|
|
|
|
a. |
Onder de oplossingskrommen van D
komen rechte lijnen voor.
Stel van elk van deze lijnen een vergelijking op. |
|
|
|
|
|
b. |
De raaklijn in het punt (2,1)
aan een oplossingskromme van D snijdt een van de oplossingskrommen van D
loodrecht in een punt P.
Bereken de coördinaten van P. |
|
|
|
|
|
c. |
Geef een algemene oplossing van de
differentiaalvergelijking. |
|
|
|
|
|
d. |
Van de functies f en g
van R+ naar R is gegeven:
De grafiek van f: x
→ x + 2 + g(x)
is een oplossingskromme van D en f(1) = 7.
Bereken g(3). |
|
|
|
|
|
|