|
|
De grafieken van soort I en soort
II hierboven zien er nogal verschillend uit. Dat is ook logisch als je
bedenkt dat bij soort I de groeifactor g groter dan 1 is, dus zal
de hoeveelheid toenemen. Bij soort II is g kleiner dan 1 en zal er
sprake zijn van afname. Hier staan twee typische grafieken: |
|
|
|
|
|
Er valt nog iets op aan deze grafieken.
Ze lijken nooit onder de x-as te komen.
Daar aan die zijkanten lijkt de x-as een horizontale
asymptoot te zijn (dat is aangegeven met een pijl)
Dat dat inderdaad zo is kun je zo inzien:
|
|
|
• |
als 0 < g < 1 moet je
aan de rechterkant kijken dus een heel groot positief getal voor x
nemen.
dan wordt g10000... = g • g • g
• g • g • g • g • g •
g • g • g • g • g • g •
g • g • g • g • g • g
• .......
Dat wordt steeds kleiner, maar omdat g positief is kan hier nooit
een negatief getal uitkomen. |
|
|
• |
als g > 1 moet je
aan de linkerkant kijken dus een heel groot negatief getal voor x
nemen
Dan geldt g -100000... = 1/g100000......
en als g100000.... heel groot wordt, dan wordt 1/g100000....
dus heel klein.
Maar weer nooit negatief! |
|
|
1. |
Welke asymptoten hebben de grafieken
van de volgende functies? |
|
a. |
f(x) = 3 • 2x |
c. |
f(x) = 2 • 5x
+ 4 |
|
b. |
f(x) = 5 - 2 • 1,8x |
d.
|
|
|
|
|
|
2. |
Hieronder staan 3 grafieken van de
vorm y = B • gx
Bepaal van elk van deze grafieken de waarden van
B en g. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Laatste
vraag: Wie is de steilste? |
|
|
Die kromme grafieken van exponentiële functies lijken wat op de kromme
grafieken die we al eerder tegenkwamen bij parabolen, en x3
en x100 dergelijke functies.
|
|
|
|
|
|
|
Hierboven zie je de grafieken van x3
en 1,5x . Het lijkt erop dat x3
veel steiler loopt dan 1,5x .
Maar dat blijkt niet zo te zijn!!!!!!
Bij grotere x zal de grafiek van 1,5x die
van x3 toch weer "inhalen".
(om precies te zijn gebeurt dat bij x ongeveer 23,29 op hoogte
ongeveer 12638, reken het zelf maar na).
En dat is geen toeval: dat gebeurt altijd! Op den duur wordt gx
(g > 1) altijd groter dan xn
Dus zelfs 1,001x zal het op den duur
winnen van x400 (dat duurt trouwens wel
even..... bij x iets meer dan 6 miljoen!)
Conclusie: |
|
|
|
gx
(g > 1) wordt op den duur
(voor grote x)
altijd
groter dan xn |
|
|
|
3. |
Gegeven zijn de functies f(x)
= 12 • x12 en g(x) =
1,2 • 1,2x
Bepaal met je rekenmachine voor welke x geldt dat f(x)
< g(x). |
|
|
|
|
4. |
Bepaal de snijpunten van de
grafieken van y = x5 en y =
5x |
|
|
|
|
5. |
Examenopgave HAVO Wiskunde A,
2022-I
In 2015 was het jaargemiddelde van de CO2-concentratie in de
lucht 400,8 ppm (parts per
million: het aantal CO2-deeltjes per miljoen luchtdeeltjes)
Wereldwijd
worden er afspraken gemaakt met als doel de CO2-concentratie
omlaag te brengen. Veronderstel dat het inderdaad lukt om de CO2-concentratie
na 2015 zodanig te laten dalen dat het jaargemiddelde in 2050 nog
maar 350 ppm is. Dan kan er bijvoorbeeld sprake zijn van afname
volgens
- een lineair verband of
- een exponentieel verband.
In beide gevallen is het jaargemiddelde in 2015 gelijk en is ook het
jaargemiddelde in 2050 gelijk. Echter, een CO2-concentratie
van bijvoorbeeld 375 ppm wordt in het ene geval op een eerder moment
bereikt dan in het andere geval.
Leg uit, zonder
berekeningen te geven, in welk van de twee genoemde gevallen de CO2-concentratie
het eerst de waarde 375 ppm bereikt. |
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|