| 
 | |||||
| De kleine stelling van Fermat. | |||||
| 
 | |||||
| Bewijs. | |||||
| Bekijk de rij 
		a, 2a, 3a, ..., (p - 1)a Twee getallen uit die rij zijn nooit aan elkaar gelijk (mod p) Immers als ma = na (mod p) dan is (m - n)a = 0 (mod p) en omdat p geen deler is van a zou p dan een deler zijn van (m - n). Maar dat kan niet, want p > (m - n). Dus zijn alle resten van die getallen modulo p ongelijk aan elkaar. Die resten zijn dus (op volgorde gezet) precies de getallen 1, 2, 3, ..., (p - 1) Als je nu al die getallen met elkaar vermenigvuldigt, dan krijg je: a • 2a • 3a • ... • (p - 1)a = ap - 1 • (p - 1)! Maar als je alle resten vermenigvuldigt dan krijg je (p - 1)! Dus moet gelden ap - 1 • (p - 1)! ☰ (p - 1)! (mod p) Daaruit volgt direct de stelling. | |||||
| q.e.d. | |||||
| De kleine stelling 
		van Fermat maakt het mogelijk om snel en efficiënt machten modulo p 
		te bepalen. Stel bijvoorbeeld dat je wilt weten hoe groot 3201 mod 11 is. Fermat geeft 310 ☰ 1 (mod 11), want 11 komt niet voor in de ontbinding van 3 3200 = (310)20 = 120 = 1 3201 = 3200 • 3 = 1 • 3 = 3 | |||||
| Een direct gevolg van de kleine stelling van Fermat zie je als je beide kanten met a vermenigvuldigt: | |||||
| 
 | |||||
| Orde. | |||||
| Het kleinste gehele 
		getal n > 0 waarvoor geldt dat  an ☰ 1 (mod
		b)  noemen we de  "orde van 
		a modulo b". We noteren dat voortaan als n = ordb(a). Wanneer bestaat er eigenlijk een orde? Dat zegt de volgende stelling: | |||||
| 
 | |||||
| Bewijs. | |||||
| ⇒ | Als a orde 
		b heeft,  dan bestaat er dus een getal n zodat an 
		☰ 1  (mod b) Maar an (mod b) ☰ (a (mod b)n en als dat 1 (mod b) is, dan is ook a (mod b) ☰ 1 | ||||
| ⇐ | Als ggd(a, b) = 1 | ||||
| q.e.d. | |||||
| Een gevolg daarvan 
		is, dat als n = ordb(a) dan is  
		ak ☰ ak + n  
		, en n is het kleinste getal waarvoor dit geldt. In dat geval is de rij van alle resten van ak (mod b) periodiek met periode n. Bekijk bijvoorbeeld de resten bij b = 13 en a = 5 : 51 , 52, 53 , 54 , 55, 56, 57, 58, .... geeft 5, 12, 8, 1, 5, 12, 8, 1, ... en die is periodiek met periode ord13(5) = 4 (Bij die eerste 1 in de rij hadden we natuurlijk direct kunnen stoppen, immers als 54 (mod 13) ☰ 1 dan is 55 ☰ 54 • 5 ☰ 1 • 5 = 5, en dan is 56 ☰ 52, 57 ☰ 53 enz.) Hé grappig; dan kun je nu je weet dat de orde 4 is, ook op een andere manier de inverse van 5 (mod 13) berekenen: 5-1 ☰ 5-1 + 4 ☰ 53 ☰ 8 en inderdaad is 8 • 5 ☰ 40 ☰ 1 De vergelijking am = 1 (mod b) geldt dus alleen als ordb(a) een deler is van m, immers op die plaatsen kwamen de enen in het rijtje met resten. En am = an (mod b) kan dus om dezelfde reden alleen als m = n (mod b). Dat heeft het volgende gevolg: | |||||
| 
 | |||||
| Deze beschouwingen over de orde kunnen we natuurlijk mooi combineren met de kleine stelling van Fermat: | |||||
| 
 | |||||
| Immers Fermat zegt dat ap - 1 ☰ 1 (mod p) en hierboven zagen we dat am = 1 (mod p) alleen geldt als ordp(a) een deler is van m. | |||||
| Stelling van Euler. | |||||
| 't Is natuurlijk een 
		beetje jammer dat de kleine stelling van Fermat alleen maar geldt voor 
		priemgetallen.  De stelling van Euler geeft een soortgelijke 
		eigenschap voor samengestelde getallen. Komt 'íe: | |||||
| 
 | |||||
| Uiteraard weer voor 
		gehele a en b en  b > 0. Die φ is de totiëntfunctie uit deze les. Snel gezegd: het aantal getallen onder b dat geen priemfactor met b gemeenschappelijk heeft. Ik hoop dat je ziet dat deze stelling eigenlijk een uitbreiding van de 
		kleine stelling van Fermat is:  neem voor b een priemgetal 
		dan geldt 
		φ(b) = b - 1, immers 
		alle getallen onder b zijn dan copriem met b, en dan staat 
		er gewoon de kleine stelling van Fermat. | |||||
| © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) | |||||