|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
Hiernaast zie je een
(vereenvoudigde) tekening van een hijskraan.
De arm PQ (10 m) kan draaien om punt Q. SR is een staalkabel die vast
zit in R (RP = 2m)
De kabel kan versteld worden in punt S.
De cabine heeft afmetingen TQ = 6 en TS = 4.
Q en T bevinden zich 1 m boven de grond.Hoe lang moet de kabel worden
om punt P 10 meter boven de grond te krijgen? |
|
|
|
|
|
2. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2019-II
Gegeven is driehoek
ABC
met
AB
=
11,
BC
=
8
en
AC
=
5
.
Het punt D
ligt op zijde
AB,
zo dat lijnstuk
CD
loodrecht op zijde
AB
staat.
Het punt E
ligt op zijde
AC,
zo dat lijnstuk
DE
evenwijdig is met zijde
BC.
Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bereken DE. |
|
|
|
|
3. |
In een halve cirkelschijf is
een vierkant ABCD met oppervlakte 100 getekend.
P is het midden van BC
Hoe groot is de oppervlakte van rechthoek BPQR? |
|
|
|
4. |
|
|
|
|
|
|
Een blaadje papier van 30 bij 20 cm wordt zo gevouwen dat het ene hoekpunt op het
midden van de lange zijde terechtkomt.
Bereken de afstand x in mm nauwkeurig. |
|
|
|
|
5. |
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde
B, 2022-I
Het
comfort en het rijgedrag van een fiets worden in belangrijke
mate bepaald door de framegeometrie. Naast de lengte van de
verschillende buizen waaruit een frame bestaat, gaat het bij
de framegeometrie ook om de hoeken waaronder de
verschillende buizen staan. Hieronder staat een tekening van
een fiets. In de figuur eronder is een tekening van het
frame van die fiets gegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De
bijbehorende maten zijn: |
|
|
de
liggende achtervork: AB = 425 mm; |
|
|
|
de
staande achtervork: AF = 542 mm; |
|
|
|
de hoek
die de liggende en de staande achtervork met elkaar maken: ∠BAF
= 58 °; |
|
|
de hoek
die het verlengde van de stuurbuis DE met het
verlengde
van AB maakt: ∠BCE = 71° |
|
|
|
|
|
De
zitbuis BF en de stuurbuis DE zijn bijna
evenwijdig. Als ze evenwijdig zouden zijn dan zou de hoek
die BF met de lijn door AB maakt even groot
moeten zijn als ∠BCE . Deze hoeken verschillen
echter.
Bereken
dit verschil. Geef je eindantwoord in hele graden. |
|
|
|
|
6. |
Examenopgave HAVO Wiskunde-B
2023-I
Gegeven
zijn de driehoeken ABC en BCQ met AB =10,
BC =12 , BQ = CQ = 7 en
∠BAC =
α .
Bovendien is gegeven ∠BQC =
2α.
Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bereken
AC. Geef je eindantwoord in twee decimalen. |
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|