|
|
De gemiddelde
functiewaarde |
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
Oké laten we simpel beginnen.....
Als je van een aantal dingen het gemiddelde moet nemen dan tel je ze
allemaal op en deel je door hoeveel het er zijn.
Bijvoorbeeld: het gemiddelde van de getallen 3, 4, 6, 6, en 10 is
(3 + 4 + 6 + 6 + 10)/5 = 29/5
= 5,8
Laten we die berekening in een grafiek zetten.....
Hieronder zie je in de linkerfiguur de getallen 3, 4, 6, 6, 10 in een
grafiek. Op de x-as staat het nummer van het getal.
Het gaat dus om de gemiddelde lengte van die stokjes in de middelste
grafiek hieronder. Je moet dus de lengtes van die stokjes optellen en
door 5 delen.
In de rechterfiguur is er een histogram van gemaakt.
Maar.... omdat op de x-as het nummer van het getal
staat, is de breedte van al die staafjes 1.
Dat betekent dat de oppervlakte van de alle staafjes samen precies
gelijk is aan de lengtes ervan opgeteld (alle breedtes zijn 1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verder is 5 (het aantal staafjes)
precies gelijk aan de breedte van de figuur rechts.
Dus om het gemiddelde uit te rekenen deel je de totale oppervlakte daar
rechts door
de totale breedte.
|
|
Wacht... Dat is belangrijk genoeg voor een kader: |
|
|
|
|
gemiddelde hoogte = totale oppervlakte/totale
breedte |
|
|
|
|
|
Smallere staafjes. |
|
|
|
|
|
|
|
Als je de staafjes
hierboven smaller maakt, bijvoorbeeld 1/2
in plaats van 1, dan wordt elke oppervlakte dus de helft, dus de
totale oppervlakte ook. Maar de totale breedte wordt dan óók de helft,
dus als je het gemiddelde berekent komt daar toch weer hetzelfde uit: |
|
Daar horen de volgende plaatjes
bij: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nog steeds geldt de
regel van hierboven: |
|
|
|
|
gemiddelde hoogte = totale oppervlakte/totale
breedte |
|
|
|
|
|
Oneindig veel staafjes... |
|
|
|
|
Heel simpel: als het aantal
staafjes groter wordt, dan verandert er HELEMAAL NIETS aan bovenstaande
redenering!
Nergens is nodig geweest dat er precies 5 staafjes waren. Had net zo
goed 100 kunnen zijn of 400000 of
546373209498457834895....of........ONEINDIG VEEL!!!
Maar ja, waar kom je nou in vredesnaam oneindig veel staafjes
tegen......?
Nou...... Ik weet wel een voorbeeld: Bij een gemiddelde
functiewaarde!! |
|
|
|
|
Kijk, in de grafiek hiernaast kan
x oneindig veel waarden aannemen.
Er zijn er al heel wat getekend...
Bij elke van die (oneindig veel) waarden kun je een y berekenen.
Het gemiddelde van al de y-waarden is dus nog steeds (volgens de
redenering hierboven):
|
|
gemiddelde hoogte = totale oppervlakte/totale
breedte |
|
|
|
Maar die oppervlakte
onder de grafiek (bij oneindig veel staafjes)bereken je natuurlijk
gewoon met een integraal. |
|
|
|
Je kunt het ook zó zien: |
|
|
|
In de figuur
hiernaast is die G zó gekozen dat de groene en de blauwe oppervlakte
gelijk zijn. |
|
|
|
|
Links staat groen,
rechts staat blauw.
En daar staat precies de gevonden formule voor G. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
|
1. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde B, 2006 |
|
|
|
|
|
|
In de figuur hiernaast staat een kwart van de
eenheidscirkel met O(0,0), A(1,0) en B(0,1).
Op tijdstip t = 0 start een punt P in A en beweegt langs de
cirkelboog AB; op tijdstip t heeft P de coördinaten (cos t,
sin t). Q is de loodrechte projectie van P op de y-as.
We bekijken de oppervlakte V van het trapezium OAPQ op tijdstip t
waarbij t in het interval 〈0,
1/2π〉
ligt.De oppervlakte V van het trapezium is
1/2sin t
+ 1/4sin 2t |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dit aan. |
|
|
|
|
|
|
|
De oppervlakte van het trapezium
OAPQ verandert op het tijdsinterval á0,
1/2pñ
voortdurend. In de figuur hiernaast is de grafiek van V getekend
als functie van t op dit tijdsinterval.
De gemiddelde oppervlakte van het trapezium OAPQ over het
tijdsinterval á0, 1/2pñ
noemen we k. In de figuur hiernaast is de lijn y = k
getekend.
Er geldt: de oppervlakte van het gebied dat wordt
ingesloten door de grafiek van V, de t-as en de lijn t
= 1/2p
is gelijk aan de oppervlakte van het gebied dat wordt ingesloten
door de horizontale lijn y = k, de t-as , de y-as
en de lijn t = 1/2p. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met
behulp van integreren de exacte waarde van k. |
|
|
|
|
|
2. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2006 |
|
|
|
|
|
|
In de
figuur hiernaast is de
grafiek getekend van een functie f
De gemiddelde functie waarde van f op het interval [3, 5] is:
De uitkomst noemen we dus |
|
Bij de volgende vraag kiezen we
voor f de functie f(x) = x2 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de exacte waarde van |
|
|
|
|
|
|
|
|
We kiezen nu voor f de
functie f(x) = p • ex .
Voor een bepaalde waarde van p
geldt: |
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken deze waarde van p in twee
decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2007. |
|
|
|
|
|
|
Bij een practicumproef draait een
doorzichtige cirkelvormige schijf in een verticaal
vlak om zijn middelpunt M . Deze schijf heeft
een straal van 1 meter. Tussen twee punten op de
rand van de schijf wordt een staaf AB met
lengte 1 meter bevestigd. De punten op de rand van
de schijf hebben een constante snelheid van 1 m/s.
Het geheel wordt beschenen door een bundel verticaal invallende
evenwijdige lichtstralen. In deze opgave bekijken we de lengte van de
schaduw A′B′
van de staaf op de grond. We
maken een wiskundig model bij deze proef. We kiezen het assenstelsel in
het draaivlak van de schijf, met de x -as
langs de grond en de y -as door het middelpunt
M van de schijf. De bewegingsvergelijkingen
van A en B zijn: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hierbij zijn x en y
in meter en is t in seconde.
De lengte (in meter) van de schaduw A′B′
op tijdstip t noemen we
l(t) .
Voor elke
waarde van t tussen 0 en π geldt:
l(t) = sint . |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon dit langs algebraïsche weg aan. |
|
|
|
|
|
|
Om de gemiddelde schaduwlengte g
van AB (in meter) te
berekenen, kunnen we ons beperken tot een halve
omwenteling: 0 ≤ t
≤
π
. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan
dat er geldt: g = 2/π |
|
|
|
|
|
4. |
Functies
van de vorm f(x) = a - b •
e-cx beschrijven processen die
asymptotische groei vertonen. Hiernaast zie je de grafiek
van één van zulke functies. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bepaal a, b
en c voor deze grafiek. |
|
|
|
|
|
|
De functie
met a = 200, b = 190 en c = 0,05 beschrijft
de groei van een zonnebloem. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de
gemiddelde lengte van deze zonnebloem over de eerste honderd
dagen van zijn groei. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|