|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
De ideale Slinger. |
|
|
|
De slingertijd van een slinger
hangt af van de lengte l en de zwaartekrachtsversnelling
g volgens T = 2π√(l/g)
Tenminste, zo leer je het bij natuurkunde, kijk maar: |
|
|
|
|
Hiernaast zie je een slinger met
lengte L, en massa m eraan. De zwaartekracht is steeds gelijk aan
mg.
Als de uitwijking gelijk is aan hoek
α,
dan is de terugdrijvende kracht gelijk aan F = -mgsina
(het minteken omdat de kracht in de richting van kleinere uitwijking
werkt)
De afgelegde afstand u is gelijk aan een deel van een
cirkelboog, en dat is L •
α
Dan is de snelheid de afgeleide daarvan: u' = L
•
α'
Dan is de versnelling de afgeleide daar weer van: u'' =
L •
α''
F = m • a dus moet gelden -mgsinα
= L •
α''
Voor kleine hoeken a geldt sinα
≈
α, dus
dan staat daar -gα = Lα''
Dus
α'' = -g/L •
α
Welke functie is ongeveer gelijk aan zijn tweede afgeleide?
Dat is sinus of cosinus.
Een oplossing is bijvoorbeeld u = sin(√(g/L
•
α)
Dan is de periode (de slingertijd) gelijk aan T = 2π/(√(g/L)
= 2π√(L/g) |
|
|
|
|
|
Nou klopt dat niet
helemaal....... Het geldt alleen voor niet al te grote uitwijkingen.
We hebben immers ergens gesteld sinα
≈
α
De beroemde Nederlandse Natuurkundige Christiaan Huygens nam natuurlijk
geen genoegen met dat "ongeveer".
Hij vond een manier om een slinger te maken waarvan slingertijd
NIET afhankelijk van de uitwijking is. Hij liet de slinger tussen twee
cycloïden in slingeren!!! |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Links zie je de situatie (die
twee rode krommen zijn cycloïden). Rechts staat een deel in een
assenstelsel getekend. De zwarte slinger volgt de cycloïde van O
tot punt R en is daarna een rechte lijn.
Stel de vergelijking van de rode cycloïde: |
|
|
|
|
|
Voor de lengte van het deel OR
van de cycloïde geldt dan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De primitieve van
√(1 - cosα)
is gelijk aan √(1 + cosα),
dat kun je met een trucje zien: |
|
omdat -sinx de afgeleide
is van 1 + cosx, dus dit kun je lezen als de primitieve van
-1/√X = -X-0,5
en dat is -2X0,5
Daarom is de gezochte primitieve -2√(1
+ cosx)
Terug naar de lengte van OR: |
|
|
(in die laatste stap is 2√2
buiten haakjes gezet). |
Noem je nu de helling van de cycloïde in punt R gelijk aan
φ, dan geldt (zie de figuur hiernaast)
xP = x = a + RPcosφ
en yP = y = b
+ RPsinφ
Daarbij zijn a en b de coördinaten van de cycloïde,
is
φ de helling van de cycloïde in R, en
is RP = L - OR (het deel van de slinger dat
"overblijft")
Die gegevens kunnen we allemaal invullen in de gevonden coördinaten van
P.
Laten we eerst j proberen uit te drukken in
a.
In de figuur hiernaast is de helling van de grafiek gelijk aan
tan(-φ), want -φ
is de hoek van de grafiek met de positieve x-as.
Dus: |
|
|
|
|
|
Het minteken is genomen omdat de
hoek
φ een negatieve hoek is (zie de figuur
hierboven) |
|
|
|
|
Oké, nu alles invullen in de
coördinaten van P: |
|
|
|
|
|
|
Kies nu r zo dat L -
4r = 0, dan valt dat hele eerste stuk weg, en dan blijft er over: |
|
|
|
|
|
En hetzelfde voor de coördinaten
van yP geeft (weer met L - 4r = 0)
dat yP = -r(3 + cosα)
|
We hebben dus voor de plaats van
massa m de volgende parameterkromme gevonden: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nu gaan we nog natuurkundig eisen
dat er energiebehoud geldt. Daarvoor hebben we de snelheid, dus de
afgeleide nodig.
x' = r(a' + cosα
•
α' ) = rα'
(1 + cosα) = vx (de
snelheid in de x-richting)
y' = -r(-sinα •
α' ) = rα' •
sinα = vy
(de snelheid in de y-richting)
De snelheid is dan v = √(vx2
+ vy2) = rα'
√((1 + cosα)2
+ sin2α) = rα'√(2
+ 2cosα)
Energiebehoud geeft dan 1/2mv2
+ mgy = constant dus 1/2mr2
α'2 (2 + 2cosα)
- mgr(3 + cosα) = E
Die E is een constante.
Daaruit volgt: |
|
Daarin is c een
nieuwe constante, opgebouwd uit E, r en g. Verder zijn
alle
α's een functie van de tijd t.
Δα =
α'
•
Δt
dus
Δt =
Δαα'
Voor de totale tijd moeten we integreren over
α: |
|
Als we
α
van 0 tot de maximale
α laten lopen, dan gaat
de slinger van verticaal naar zijn maximale uitwijking naar rechts, en
dat gebeurt in 1/4
deel van de hele periode. De hele periode wordt dus straks T = 4t
.
We moeten die integraal nemen over alle stukken waar die wortel positief
is, en dat is zolang die noemer maar positief is.
Noem nu c = -cosβ.
(c moet eigenlijk wel een negatief getal zijn, omdat anders dat
deel onder die integraal voor elke a
positief is, dus een bijdrage aan t levert, en dan zou t
steeds groter worden. Maar er moet toch echt een eind aankomen als de
slinger in zijn uiterste stand is).
Nu is de noemer positief zolang cosα -
cosβ groter dan nul is. Dat is zolang
β maar groter dan
α
is (β en
α liggen
tussen 0 en 1/2π).
Dat betekent dat die
β gelijk is aan
αmax!!!
Blijft dus over de interessante vraag: |
|
|
|
|
|
Een paar pogingen met mijn GR en
een paar willekeurige waarden voor
β (tussen
0 en 1/2π) geven
steeds de waarde 3,14159..... dat lijkt gelijk te zijn aan
π!
Hiernaast staat een algebraïsche afleiding daarvan, en daarin
laten we zien dat die integraal inderdaad
π
is! |
|
|
|
..........Dus hebben we gevonden: T =
4t = 4√(r/g)
•
π
Met r = 1/4L
(we stelden immers L - 4r = 0) geeft dat T = 2π√(L/g)
Daarmee hebben we laten zien dat de slingertijd van deze slinger
precies gelijk is aan 2π√(L/g)
en daarvoor is geen benadering nodig geweest dat sinα
≈
α,
zoals bij een gewone slinger wel het geval is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|