1. |
Het
verjaardagsprobleem.
Hoe groot is de kans dat van een groep van 30 mensen er minstens
twee op dezelfde dag jarig zijn? |
|
|
|
|
2. |
Twee spelers
doen mee aan een knock-out tennis toernooi.
Er zijn 32 deelnemers, en elke ronde wordt geloot wie tegen wie
moet. Zodra een speler verliest is hij uitgeschakeld en doet
niet meer mee.
Neem aan dat alle spelers even sterk zijn (dus kans 1/2
hebben om van elke andere te winnen of verliezen)
Hoe groot is de kans dat de twee spelers elkaar tegenkomen? |
|
|
|
|
3. |
De onderkant
van een vrachtwagen ziet eruit als hiernaast. Hij heeft 18
banden.
Er zijn 6 groepen banden. Zie de figuur.
Plotseling exploderen 4 banden.
Hoe groot is de kans dat tenminste één van de groepen in zijn
geheel kapot is? |
|
|
|
|
|
4. |
Enkele
vrienden spelen met elkaar het volgende kansspel: |
|
•
Iedereen betaalt als inzet €1,-
• eerste ronde: iedereen gooit met 1 dobbelsteen
• tweede ronde: wie de eerste ronde even heeft gegooid
mag nog eens gooien.
• derde ronde: wie de tweede ronde een zes heeft
gegooid mag nog eens gooien. |
|
|
Het
spel is nu afgelopen en de pot wordt gelijkelijk verdeeld
over het aantal zessen dat is gegooid. Als niemand een zes
heeft gegooid blijft het geld in de pot voor de volgende
ronde. |
|
|
a. |
Bereken
de kans dat een speler meedeelt in de pot. |
|
|
Voor
het aantal zessen dat een speler gooit geldt bij
benadering de volgende tabel; |
|
|
|
|
|
|
aantal zessen |
0 |
1 |
2 |
3 |
kans |
0,778 |
0,185 |
0,032 |
0,014 |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
het getal 0,185 exact. |
|
|
Drie
spelers spelen samen dit spel. |
|
|
c. |
Hoe
groot is de kans dat na 8 spellen nog steeds niemand iets
heeft gewonnen? |
|
|
d. |
Hoe
groot is de kans dat een speler bij één spel 1/3
deel van de pot krijgt? |
|
|
|
|
|
5. |
Een tuinder
gaat 12 bomen in een rij planten. Het zijn 3 appelbomen, 4
perenbomen en 5 kersenbomen.
Hij plant ze in willekeurige volgorde.
Hoe groot is de kans dat er nergens twee kersenbomen naast
elkaar staan? |
|
|
|
|
6. |
Bij het spel
Yahtzee gooi je met 5 dobbelstenen.
Een "Full House" betekent dat je van één cijfer er
drie hebt gegooid en van een ander cijfer twee.
Bereken de kans op een full house. |
|
|
|
|
|
7. |
Een kubus van
3 bij 3 bij 3 wordt helemaal rood geverfd.
Vervolgens wordt hij in 27 gelijke kubusjes van 1 bij 1 bij 1
gesneden.
Die 27 kubusjes doe je in een doos, en daar pak je willekeurig
een kubusje uit.
Dat gooi je op tafel. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is de kans dat het vlak van
dat kubusje dat bovenop ligt rood is? |
|
|
|
|
b. |
Hoe groot is die kans als je een n
bij n bij n kubus verdeelt in allemaal kubusjes
van 1 bij 1 bij 1? |
|
|
|
|
8. |
Anton, Betty, Conny, Diana en
Erik gaan op willekeurige plaatsen om een ronde tafel zitten.
Hoe groot is de kans dat dat Bettie precies tussen Anton en Conny
in komt te zitten (dus dat Bettie naast Anton én naast Conny zit)? |
|
|
|
|
|
9. |
Een
jongetje gaat langs de deuren om kinderpostzegels te verkopen.
Hij verkoopt mapjes van 1 euro. Het ventje heeft echter
geen wisselgeld bij zich, en moet dus maar hopen dat de mensen
vaak gepast kunnen betalen. Pas als hij een aantal mapjes van 1
euro heeft verkocht, dan heeft hij natuurlijk wel wisselgeld.
Neem aan dat alle mensen óf gepast betalen, óf met een muntstuk
van 2 euro (waarbij ze dus een euro terug moeten krijgen). De
kans op beide mogelijkheden is 0,5. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is de kans dat
hij de eerste drie mapjes die hij verkoopt zonder
wisselproblemen kan verkopen? |
|
|
|
|
|
b. |
Geef in het rooster
hiernaast alle routes aan waarbij er bij de eerste zes mapjes
niemand op wisselgeld hoeft te wachten.
Hoe groot is de kans dat er bij de eerste zes mapjes geen
wisselproblemen zijn? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoe groot wordt de kans op vraag b)
als het jongetje in het begin twee losse euromunten bij zich
heeft? |
|
|
|
|
10. |
Het
is het jaar 2016 en Nederland heeft de finale van het
wereldkampioenschap voetbal gehaald. In deze finale tegen Italië is het
0-0 geworden en ook na verlenging is het nog steeds 0-0. Kortom: er
worden strafschoppen genomen.
Nadat elk team 10 strafschoppen heeft genomen is de stand nog steeds
gelijk.
We gaan nu "Sudden Death" spelen. Dat betekent dat
steeds na 2 strafschoppen (één van elk team) er gekeken wordt of er al
een winnaar is. Als dat zo is, is het afgelopen, anders komen de
volgende twee strafschoppen.
|
|
De kans dat een speler van Nederland scoort is 63%, voor Italië
is dat 82% |
|
|
|
|
|
Voor zo'n
serie van twee strafschoppen blijkt de volgende tabel te gelden: |
|
|
|
|
|
Gebeurtenis |
Kans |
Italië wint |
0,30 |
Nederland wint |
0,11 |
Geen beslissing |
0,58 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
deze kansen in vier decimalen nauwkeurig |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
de kans dat Italië na drie series of minder van Nederland wint. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken
in drie decimalen nauwkeurig de kans dat Nederland uiteindelijk wint. |
|
|
|
|
11. |
Een
vaas bevat evenveel rode als blauwe knikkers (minstens 4 in totaal).
Je haalt er 4 uit en berekent de kans op 2 roden.
Dat kun je doen zonder terugleggen, maar ook met terugleggen, en dat
geeft twee verschillende kansen.
Als je het aantal knikkers laat toenemen, dan worden deze twee
kansen langzaam aan elkaar gelijk.
Voor welk totaal aantal knikkers in de vaas is het verschil tussen deze beide
kansen voor het eerst minder dan 1%? |
|
|
|
12. |
Een kaartspel
bestaat uit 16 plaatjes (AHVB van elke soort) en 36
niet-plaatjes (T98765432 van elke soort).
Een volledig kaartspel wordt geschud zodat alle kaarten
willekeurig door elkaar zitten.
Hoe groot is de kans dat in de stapel kaarten die je dan hebt er
nergens 2 plaatjes naast elkaar zitten? |
|
|
|
|
|
hint: |
leg
de niet-plaatjes op een rij, op hoeveel manieren
kunnen de plaatjes daartussen? |
|
|
|
|
|
13. |
examenvraagstuk VWO, 1983 |
|
|
|
|
|
Een vaas bevat twee gele, drie
rode en vijf blauwe knikkers. |
|
|
|
|
|
a. |
Men trekt aselect in één greep
drie knikkers uit de vaas en legt ze terug in de vaas.
Dit experiment voert men tien maal uit.
Bereken in vier decimalen nauwkeurig de kans dat er bij deze tien grepen
precies vier grepen zijn waarin geen blauwe knikker voorkomt. |
|
|
|
|
|
b. |
Men trekt aselect in één greep
vier knikkers uit de vaas.
Bereken de kans dat er evenveel gele als rode knikkers in de vaas
achterblijven. |
|
|
|
|
|
c. |
Men trekt aselect en met
terugleggen tien maal een knikker uit de vaas.
Bereken in vier decimalen nauwkeurig de kans dat er bij deze tien
trekkingen precies drie maal een gele en precies drie maal een rode
knikker getrokken wordt. |
|
|
|
|
14. |
examenvraagstuk VWO, 1984 |
|
|
|
|
|
Een vaas bevat n
balletjes, genummerd van 1 tot en met n (n
≥ 3)
Een aselecte greep van drie balletjes uit de vaas is een trekking.
Na een trekking worden de nummers van de getrokken balletjes genoteerd;
daarna worden de getrokken balletjes teruggelegd in de vaas. |
|
|
|
|
|
a. |
Neem n = 12.
Bereken de kans dat in een trekking de som van de nummers kleiner is dan
11. |
|
|
|
|
|
b. |
Voor welke n geldt: de
kans dat een trekking drie balletjes met drie opeenvolgende nummers
oplevert is 1/100? |
|
|
|
|
|
c. |
Neem n = 6
Bereken in drie decimalen nauwkeurig de kans dat in vijf trekkingen het
balletje met nummer 1 precies drie maal voorkomt en het balletje met
nummer zes niet voorkomt. |
|
|
|
|
15. |
In
de M&M fabriek worden blauwe, oranje, gele, rode en groene M&M’s
gemaakt. Van alle gemaakte M&M’s is 30% blauw, 20% oranje, 20%
geel, 15% rood en 15% groen.
Om een zakje M&M’s te vullen worden willekeurig uit deze enorme
voorraad 50 M&M’s gekozen om een zakje te vullen. Daardoor kan
het aantal M&M’s van een kleur per zakje variëren. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Leg uit waarom je dit probleem mag opvatten als een trekking met
terugleggen. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoe groot is de kans dat er in dit zakje precies 10 oranje M&M’s
zitten? |
|
|
|
|
|
Stel dat in het zakje uiteindelijk van elke kleur 10 stuks
zitten |
|
|
|
|
|
c. |
Als je er dan willekeurig 5 M&M’s
uithaalt, hoe groot is dan de kans op precies 2 blauwen? |
|
|
|
|
16. |
Voor mij liggen 6
portemonnees met in elk 4 briefjes van
€20 en 12 briefjes van
€10.
Ik ga willekeurig 6 briefjes pakken en wil graag precies €80
hebben.
Die briefjes kan ik op twee verschillende manieren pakken: |
|
|
|
|
|
1. |
Uit elke portemonnee 1
briefje |
|
2. |
Uit één portemonnee 6
briefjes. |
|
|
|
|
|
De kans dat ik bij
methode 1 precies €80 heb is groter
dan bij methode 2. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel
groter? |
|
|
|
|
|
|
Oh, wacht; er is nog een
derde methode: Kies willekeurig drie portemonnees uit en
neem uit elke 2 briefjes. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoe groot is nu de kans op precies
€80? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|