|
|
Twee karretjes. |
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
Twee karretjes,
eentje van 10 kg en eentje van 5 kg, staan op een hellend vlak met
hellingshoek 20º. Ze zijn met een touw via een katrol verbonden zoals
hiernaast getekend.
We houden eerst het zwaarste karretje vast, zodat de boel stilstaat.
Dan laten we dat zwaarste karretjes los. Dat zwaarste karretje zal dan
(door de zwaartekracht) van de helling afrijden, en het lichtste
karretje omhoog trekken.
De vraag is: met welke versnelling rijdt dat zwaarste karretje
naar beneden?
(We verwaarlozen voor het gemak alle wrijving). |
|
|
|
|
|
Bekijk alle krachten
die er op zo'n karretje werken. Dat zijn er drie.
• De zwaartekracht werkt recht omlaag.
• De normaalkracht van het vlak op het karretje staat loodrecht op
het vlak.
• De spankracht in het touw werkt volgens de richting van de
helling. |
|
|
|
|
Laten we de krachten
in de richting van de helling bekijken, want die veroorzaken
uiteindelijk de beweging.
Op het grote karretje werkt de zwaartekracht FZ = 10 • g
= 98
Voor de component F in de richting van de helling geldt:
F = 98 • sin20º ≈ 33,518.
Verder werkt er de spankracht van het touw FS de andere kant
op.
De totale kracht op dat grote karretje is dan F - FS en
die zorgt voor een versnelling a. Dus geldt:
33,518 - FS = 10a
Maar voor het kleine karretje geldt natuurlijk precies zo'n zelfde
verhaal. En omdat de karretjes met een touw aan elkaar vast zitten is de
versnelling a en de spankracht FS voor beide karretjes
gelijk!
Voor het kleinste karretje geldt: FZ = 5 • g =
49 dus FZ • sin20º = 16,759.
Dus geldt: FS - 16,759 =
5a |
|
|
|
|
|
AHA! Een stelsel
van twee vergelijkingen!! |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De oplossing is
gelukkig erg eenvoudig: optellen geeft 16,759 = 15a dus
a ≈ 1,12 m/s2
De spankracht in het touw is dan FS = 22,3N |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|