|
|
Koolstofdatering. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Koolstof (C) is een veel voorkomende stof op
aarde. Het bevindt zich bijvoorbeeld in allerlei organisch materiaal, in
bijna al onze brandstoffen en plastics, keihard in diamanten, maar ook
heel zacht als grafiet in onze potloden. Een groot deel van de koolstof
op aarde bevindt zich als koolzuur (CO2) in onze lucht
(denk aan het nu actuele broeikaseffect dat komt door een toename
van de hoeveelheid CO2 in de lucht).
Er bestaan twee stabiele "normale" koolstofatomen: 12C
(98,89%) en 13C (1,11%).
Maar er bestaat een derde vorm, en dat is 14C.
Deze derde vorm is niet stabiel, maar gaat heel
langzaam over in stikstof (14N) volgens de reactie: |
|
|
|
|
14C →
14N + e- |
|
|
|
Deze reactie verloopt heel langzaam; de halfwaardetijd ervan is 5730
jaar. Dat betekent dat elke 5730 jaar de hoeveelheid 14C
halveert. De stikstof (14N) die ontstaat is stabiel.
|
|
|
1. |
Bereken de groeifactor van dit
exponentiële verval. |
|
|
|
2. |
Hoe lang zal het duren totdat nog maar
1% van de oorspronkelijke hoeveelheid 14C over
is? |
|
|
|
3. |
De aarde bestaat al miljarden jaren.
Hoeveel van de oorspronkelijke 14C hoeveelheid zal na
een miljard jaar nog over zijn? |
|
|
|
|
|
Ondanks de grote leeftijd van de aarde treffen we nu nog steeds 14C
aan. Dat moet dus wel betekenen dat er steeds nieuwe 14C
wordt aangemaakt. En dat is ook zo.
In de atmosfeer zwerven neutronen rond, afkomstig van de kosmische
straling van de zon. Als zulke neutronen in de bovenste luchtlagen een
stikstofatoom treffen, dan ontstaat er 14C volgens de
reactie:
|
|
|
14N + n
→
14C + p+ |
|
|
|
|
|
De grootste hoeveelheid van 14C wordt gevormd op 9 tot 15
km hoogte. Het 14C wordt vervolgens gelijk over de atmosfeer
verdeeld en reageert met zuurstof tot koolstofdioxide (CO2).
Koolstofdioxide lost onder andere op in de oceanen, maar wordt ook
direct door planten opgenomen (via de fotosynthese). Dieren eten
weer planten en krijgen zodoende ook hun portie 14C binnen.
Hoe kunnen we dit gebruiken
voor datering?
Tijdens het leven van een organisme neemt het voortdurend koolstof
op, en dat is in dezelfde 12C en 14C verhouding
als zijn omgeving. Op het moment dat een levend wezen (dier, plant) dood
gaat stopt de opname van 12C en 14C.
Vanaf dat moment neemt de hoeveelheid 14C af (omdat die
vervalt), terwijl de hoeveelheid 12C gelijk blijft (die is
stabiel). Dat betekent dat de verhouding tussen 14C
en 12C alsmaar kleiner wordt. We weten hoe snel dat
gaat, dus als we de beginverhouding weten, dan kunnen we uit de
eindverhouding berekenen hoe lang geleden het organisme is gestopt met 14C
opnemen, dus hoe lang geleden het dood ging.
een rekenvoorbeeldje:
Op dit moment is van alle koolstof in onze atmosfeer 99% gelijk aan 12C
en slechts 0,00000000012% gelijk aan 14C.
Voor de verhouding tussen 14C en 12C geldt dus nu
dat die gelijk is aan 0,00000000012/99 =
1,21 • 10-12
Als ik nu dood zou gaan, dan is die verhouding in mijn lichaam dus ook zo.
Stel dat men over een erg lange tijd mijn botten zou opgraven en na
meting ontdekt dat de verhouding tussen 14C en 12C
gelijk is aan 0,4 • 10-12 .
Dat is 33% van de normale verhouding. En omdat alleen de 14C
hoeveelheid minder wordt kan dat alleen komen omdat de 14C
hoeveelheid nog maar 33% van de oorspronkelijke hoeveelheid is.
Met een halfwaardetijd van 5730 jaar geldt de formule y = B
• 0,999879t .
In dit geval geeft dat 0,33 = 0,999879t
ofwel t = 9162 jaar. Men zal concluderen dat mijn botten
stammen van een 9162 jaar oud lijk. |
|
|
4. |
De lijkwade van Turijn is een linnen
doek van 4,36 bij 1,10 meter waarin Jezus Christus na zijn dood
aan het kruis zou zijn gewikkeld; ofwel het "doodskleed van
Jesus". Het doek wordt bewaard in de kathedraal van Turijn.
Pas toen het doek in 1898 voor het eerst werd gefotografeerd,
bleken op het negatief de gelaatstrekken van een man op de stof
zichtbaar.
In 1988 stond het Vaticaan toe dat men een vezel uit een hoek
van het kleed wegnam om te gebruiken voor 14C-datering. |
|
|
De drie instituten die de datering uitvoerden concludeerden dat
de lijkwade van ergens tussen 1260 en 1390 komt, dus een
Middeleeuwse vervalsing is.
Welke verhouding tussen 14C en 12C zal men
in de vezel aangetroffen hebben om dit te concluderen? |
|
|
|
|
|
|
5. |
Hiernaast zie je een
foto van Ötzi, ook wel "The Iceman" genoemd. Het is
een erg goed bewaard menselijk skelet (een soort ijsmummie) dat
in 1991 werd gevonden op de grens tussen Oostenrijk en Italië
(uit het "Ötztal"). Met 14C datering is de
ouderdom van Ötzi bepaald.
Stel dat op het tijdstip dat Ötzi overleed de verhouding tussen
14C en 12C in de atmosfeer gelijk was
aan 1,21 • 10-12
Men vond in de restanten van Ötzi een verhouding van
0,637 • 10-12 .
Hoe oud is Ötzi? |
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Tussen 1947 en 1956 werden ergens in
de buurt van Jericho in een aantal grotten de Dode Zee
Rollen ontdekt. Het is een verzameling van zo'n 900
documenten waaronder een aantal handschriften van het Oude
Testament.
In 1990 werd van deze rollen met de 14C-datering de
ouderdom bepaald.
Stel dat men een verhouding 14C en 12C van
0.85 • 10-12 heeft gemeten, maar dat men niet zeker weet hoe groot
de verhouding in de atmosfeer in de tijd van de rollen was.
Als men schat dat de beginverhouding tussen de 1,10 • 10-12
en 1,15 • 10-12 lag,
wat kan men dan concluderen over de ouderdom van de rollen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
Systematische
fouten in deze methode. |
|
|
De grootste fout die gemaakt wordt
met deze methode is, dat de hoeveelheid 14C in de atmosfeer
door de jaren heen niet constant is. Dus de beginhoeveelheid uit de
formule y = B • gt is niet zeker.
Om deze fout op te lossen heeft men op allerlei andere manieren
geprobeerd de verhouding tussen 14C en 12C in de
atmosfeer te bepalen. Dat is aardig gelukt. |
Hoe?
Nou bijvoorbeeld door het bestuderen van deze verhouding in bomen
waarvan men door de jaarringen kon bepalen hoe oud ze exact waren.
Deze methode werkt prima tot zo'n 11000 jaar geleden. Van vóór die
tijd zijn er vanwege de ijstijd die toen heerste weinig of geen fossiele
bomen beschikbaar. Voor datering daarvan werkt de jaarringmethode dus
niet. In plaats daarvan wordt o.a. gebruikt gemaakt van
afzettingen op de zeebodem waarvan de ouderdom bekend is.
Hieronder staat de grafiek van de afwijking in de 14C/12C
verhouding ten opzichte van de huidige verhouding als functie
van het aantal jaar geleden. Daarbij is t = 0 in 1950 genomen. |
|
|
|
|
|
Waarom
verandert die verhouding eigenlijk?
Daar zijn verschillende redenen voor: |
|
|
• |
Fluctuaties in de
zonne-activiteit. Meer activiteit geeft meer straling en dus meer 14C. |
• |
De verbranding van fossiele
brandstoffen door de mens brengt grote hoeveelheden extra 12C
in de atmosfeer, maar geen 14C want dat is in die oude
brandstoffen al lang vervallen. Daardoor wordt de verhouding tussen 14C
en 12C veel lager. (wij brengen nu bijvoorbeeld jaarlijks
5000000000000000 kg 12C in de atmosfeer terwijl de
zonnestraling ongeveer 7,5 kg 14C produceert).
Dit effect heet het Seuss-effect. |
• |
Door de testen met atoombommen in
de jaren 50 werd de 14C concentratie ineens veel hoger omdat 14N
in de atmosfeer door de plotselinge grote hoeveelheden straling werd
omgezet in 14C. In de grafiek hiernaast zie je het resultaat
daarvan. |
|
|
|
|
|
|
|
Hoe
kunnen we die verandering meerekenen? |
|
|
Nou, dat kan gelukkig vrij
makkelijk door gewoon terug te rekenen.
Stel dat we iets van 8000 jaar geleden hebben (maar we weten dat nog
niet) en dat we de 14C/12C
verhouding van dit moment meten.
Dan kun je vanaf
dit moment gewoon een lijn "terugtekenen", en kijken waar die de grafieken
hierboven snijdt.
Dat is de blauwe lijn hiernaast (een lijn met groeifactor 1/0,999879)
In dit voorbeeldgeval is het voorwerp dus ongeveer 8000 jaar oud.
Je ziet ook, dat als we hier géén rekening mee hadden gehouden, dan
hadden we horizontale stippellijn aangenomen, en een ouderdom van iets
minder dan 5000 jaar berekend.
Nogal een verschil!!! |
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|