1. |
Een grote supermarktketen
gaat zijn producten "labelen". Dat doen ze door op elk
product een stickertje te plakken van een vierkant van 4 bij 4
hokjes die zwart of geel gekleurd kunnen zijn. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel codes zijn er mogelijk met 10
gele en 6 zwarte hokjes, zoals hiernaast? |
|
|
|
|
b. |
Hoeveel codes zijn er in totaal
mogelijk? |
|
|
|
|
2. |
De symbolen die in het
display van een elektrische wekkerradio verschijnen zijn opgebouwd uit één
of meer strepen van een rooster van 7 strepen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij de "6" hierboven staan
6 van de 7 strepen AAN, en bij de "1" maar 2 van de 7.
Hoeveel verschillende symbolen zijn in totaal mogelijk met 5
strepen AAN? (het hoeven uiteraard geen bestaande symbolen te
zijn, alles mag). |
|
|
|
|
|
|
3. |
Een sultan heeft een
harem met daarin 14 vrouwen. Elke nacht laat hij aan het begin
een groepje van 4 vrouwen zijn slaapkamer binnenkomen om de
nacht mee door te brengen.
De sultan wil voor de afwisseling graag elke keer een ander
groepje.
Hoeveel nachten kan hij dat volhouden? |
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk
HAVO wiskunde A, 1990
Een planoloog wil graag weten op grond van welke eigenschappen
de bewoners de straten van hun wijk beoordelen. Als onderdeel
van zijn onderzoek legt hij een aantal proefpersonen groepjes
van drie straten voor. Hij vraagt hen bij elk groepje aan te
wijzen welke twee van de drie straten het meest op elkaar
lijken.
Het onderzoek heeft betrekking op 10 straten, voor het gemak A,
B, C, D, E, F, G, H, K, L genoemd. Hieruit worden alle mogelijke
groepjes van 3 gevormd en elk groepje wordt op alfabetische
volgorde op een kaartje geschreven. Hieronder zie je drie
voorbeelden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel kaartjes zijn er nodig? |
|
|
|
|
|
b. |
Op hoeveel kaartjes komt straat A
voor? |
|
|
|
|
|
c. |
Op hoeveel kaartjes komen de straten A en B samen
voor? |
|
|
|
|
5. |
Een klein jongetje gaat
zijn verjaardag vieren, en hij mag van zijn ouders 8 vriendjes
uitnodigen. Helaas heeft hij 12 vriendjes, dus hij zal moeten
kiezen. |
|
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel manieren kan
hij kiezen wie hij uitnodigt? |
|
|
|
|
|
Op zijn feestje geven ze
hem één voor één een cadeautje. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel
verschillende volgorden zijn er voor hem om de cadeautjes te
krijgen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Een leraar gaat in zijn
klas van 28 leerlingen 4 verschillende boeken verloten. |
|
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel manieren kan
hij de boeken verloten als niemand meer dan 1 boek krijgt? |
|
|
|
|
|
b. |
Op hoeveel manieren kan
het als er wel leerlingen meerdere boeken mogen krijgen? |
|
|
|
|
|
c. |
Op hoeveel manieren kan
het als de boeken hetzelfde zijn, en elke leerling weer
hoogstens één boek mag krijgen? |
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|