|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
Cumulatieve frequenties. |
|
|
|
In de tabel hiernaast staan de rapportcijfers voor
wiskunde van een brugklas van dertig leerlingen. Joke is één van de
betere leerlingen en zij heeft dan ook een 8 op haar rapport.
Maar zij is nogal competitief ingesteld en wil ook graag weten hoeveel
van haar klasgenootjes een even hoog of lager cijfer hebben gehaald. |
cijfer |
frequentie |
3
4
5
6
7
8
9
10 |
1
2
4
7
8
5
2
1 |
|
|
|
|
|
|
Om dat snel voor iedereen te
kunnen aflezen maakt ze de nieuwe tabel hiernaast. Daarin staat dus bij
elk cijfer niet hoeveel kinderen het haalden, maar hoeveel kinderen dat
cijfer of een lager cijfer haalden. |
cijfer |
aantal
hoogstens |
3
4
5
6
7
8
9
10 |
1
3
7
14
22
27
29
30 |
|
Zo ziet Joke in één oogopslag dat
maar liefst 27 kinderen uit haar klas een 8 of lager hadden. En zo kan
ze haar vriendin Lies, die een 5 haalde, ook in één keer laten zien dat
er slechts 7 kinderen waren met een 5 of minder.
Handig! Joke is er met recht trots
op. |
|
|
De nieuwe frequenties
in deze tabel zijn ontstaan uit de "gewone" frequenties door alle ervóór
bij elkaar op te tellen. Zo is de rode 22 in de derde kolom hiernaast
bijvoorbeeld gevonden door alle rode frequenties uit de tweede kolom bij
elkaar op te tellen.
Dat heten daarom "cumulatieve frequenties"
(cumulatief van "opgestapeld").
Cumulatieve frequenties worden ook wel somfrequenties
genoemd.
|
cijfer |
frequentie |
cumulatieve
frequentie |
3
4
5
6
7
8
9
10 |
1
+ 2
+ 4
+ 7
+ 8 ⇒
5
2
1 |
1
3
7
14
= 22
27
29
30 |
|
Wat heb je liever? |
|
|
|
Als je zou mogen kiezen, wat heb
je dan liever; een tabel met gewone frequenties of een tabel met
cumulatieve frequenties?
Neem de volgende tabel, waarin de maandinkomens van 500 volwassenen
staan. |
|
|
maandinkomen |
〈0,1000]
|
〈1000,2000] |
〈2000,3000] |
〈3000
4000] |
〈4000,5000] |
〈5000,6000] |
〈6000,7000] |
〈7000,8000] |
〈8000,9000] |
frequentie |
23 |
56 |
89 |
123 |
92 |
65 |
32 |
17 |
3 |
cumulatieve freq. |
23 |
79 |
168 |
291 |
383 |
448 |
480 |
497 |
500 |
|
|
|
Waar heb je meer aan; de tweede
rij of de derde?
Onderzoek dat maar eens door de volgende vragen te beantwoorden met de
tweede rij en met de derde rij: |
|
vraag A: hoeveel
inkomens á2000,
3000] zijn er? |
|
vraag C: hoeveel
inkomens meer dan 5000 zijn er? |
|
met de tweede rij: |
|
89 |
|
|
met de tweede rij: |
|
65 + 32 + 17 + 3 |
|
|
met de derde rij: |
|
168 - 79 |
|
|
met de derde rij: |
|
500 - 383 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
vraag B:
hoeveel inkomens zijn er 4000 of lager?
|
|
vraag D:
hoeveel inkomens in á3000, 8000]
zijn er? |
|
met de tweede rij: |
|
23 + 56 + 89 + 123 |
|
|
met de tweede rij: |
|
123 + 92 + 65 + 32 + 17 |
|
|
met de derde rij: |
|
291 |
|
|
met de derde rij: |
|
497 - 168 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zie je dat alléén bij vraag A de
tweede rij handiger is dan de derde?
Bij de derde rij hoef je bij dit soort vragen nooit meer dan 2 getallen
van elkaar af te trekken. Bij de tweede rij moet je soms veel meer
getallen bij elkaar optellen (en dan is dit nog maar een mini klein
tabelletje ook!). |
|
|
Cumulatief Frequentiepolygoon |
|
|
Een cumulatief
frequentiepolygoon (of ook wel somfrequentiepolygoon)
teken je precies zo als een gewoon frequentiepolygoon, maar dan op de
y-as de cumulatieve frequenties i.p.v. de gewone.
Natuurlijk kun je weer kiezen of je die frequenties absoluut of relatief
(in procenten) geeft. In het laatste geval spreek je dan ook van
een relatief cumulatief frequentiepolygoon.
Er is echter één verschil tussen cumulatieve en "gewone"
frequentiepolygonen....
|
Neem bijvoorbeeld de inkomensklasse
〈3000,
4000] uit de tabel hierboven.
Die heeft cumulatieve frequentie 291.
Dat betekent dat er 291 inkomens kleiner of gelijk aan 4000
waren. Maar je weet niet precies hoe die inkomens binnen de
klassen verdeeld zijn. Bij een gewoon frequentiepolygoon zetten
we de stip die bij een klasse hoort maar bij het klassenmidden
omdat de precieze verdeling over de klassen onbekend is.
Maar nu weten we in ieder geval zéker dat we bij 4000 al die 291
inkomens hebben gehad, en dáár gaat het bij cumulatief om.
Daarom zetten we de stip van deze klasse bij 4000; het
einde van de klasse. |
|
|
|
|
cumulatieve frequenties:
zet de stip bij het ! |
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
De volgende tabel is het resultaat van een
enquête onder middelbare scholieren. Hij geeft het aantal
minuten dat gemiddeld aan huiswerk wordt besteed. Maak van deze
tabel een cumulatief frequentiepolygoon. |
|
|
|
|
|
|
aantal minuten |
0 - 20
|
20 - 40 |
40 - 60 |
60 - 80 |
80 - 100 |
100 - 120 |
120 - 140 |
140 - 160 |
frequentie |
12 |
36 |
90 |
86 |
70 |
47 |
18 |
4 |
|
|
|
|
|
|
2. |
Hiernaast staat een cumulatief
frequentiepolygoon. Het geeft aan hoeveel kilometer mensen af
moeten leggen naar hun werk. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel mensen zijn ondervraagd? |
|
|
|
|
b. |
Van welke klassenindeling is men
uitgegaan? |
|
|
|
|
c. |
Hoeveel mensen woonden binnen 12 km
van hun werk? |
|
|
|
|
d. |
Hoeveel mensen woonden tussen de 9
en 18 km van het werk? |
|
|
|
|
e. |
Voor welke afstand geldt dat 20%
van de mensen vérder van het werk afwoont? |
|
|
|
|
|
3. |
Hieronder staan drie
frequentiepolygonen. Eén gewone en twee cumulatieve.
Leg uit welke de gewone is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een collectant houdt collectes voor
de hartstichting in de Groninger wijken Paddepoel en Selwerd.
Voor beide wijken maakt hij een cumulatief frequentiepolygoon
van de donaties. Die staan in de figuur hieronder. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Maak van het cumulatieve polygoon
voor Selwerd een gewoon frequentiepolygoon. |
|
|
b. |
"De grafiek van Selwerd ligt
boven die van Paddepoel, dus de mensen in Selwerd zijn
vrijgeviger", zegt de collectant. Geef commentaar. |
|
c. |
Hoeveel procent van alle mensen gaf
tussen de 6 en 12 euro? |
|
d. |
Teken deze beide cumulatieve
frequentiepolygonen opnieuw, maar nu procentueel. Wat is het
voordeel van deze tweede manier? |
|
|
|
|
|
5. |
Van twee dorpjes die
vlak bij elkaar liggen is in een enquête het bierverbruik
gemeten. Het ging om het aantal glazen bier dat een gezin per week
gebruikte. Dat gaf de twee relatieve cumulatieve
frequentiepolygonen hiernaast. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel procent van de mensen van
Bdorp drinkt tussen de 10 en 40 glazen bier per week? |
|
|
|
|
b. |
Hoeveel procent van de mensen in
beide dorpen samen, drinkt meer dan 20 glazen bier per week, als
er in beide dorpen evenveel mensen wonen? |
|
|
|
|
c. |
Hoe is dat als Adorp dubbel zoveel
inwoners heeft als Bdorp? |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|