| 
		
			
				|  | © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		 |  | 
    
      |  | 
    
      | Stijgen en Dalen | 
    
      |  | 
    
      | Wat stijgen of dalen 
		van een grafiek betekent dat weet natuurlijk iedereen wel. We komen de 
		termen stijgen en dalen erg vaak in het dagelijkse leven tegen. Neem de 
		volgende verzameling krantenkoppen: | 
    
      |  |  | 
    
      | 
		 | 
    
      |  |  | 
    
      | Al deze koppen gaan 
		over stijgen of dalen van iets. En toch is er eentje iets anders dan de 
		anderen. En dan bedoel ik niet die ene die rood is, ik bedoel wiskundig 
		inhoudelijk anders. 
 Zie je welke?......
 
 Het is de kop:  "Afname 
		ijsmassa versnelt"
 Zie je waarom die anders is????
 
 De kop zegt niet alleen dat de ijsmassa afneemt (dus daalt)  maar 
		ook nog eens dat die afname toeneemt (versnelt)!!!
 Het zegt dus iets over de verandering van de 
		verandering.
 
 STIJGENDE DALING?
 | 
    
      |  |  | 
    
      | Jazeker!  Ook de daling zélf kan 
		natuurlijk toenemen (sterker worden) of afnemen
        (minder sterk worden). En ook de Stijging. Iets dat daalt  of 
		stijgt kan nou eenmaal 
		harder of minder hard gaan dalen/stijgen toch? Als je ook op verandering van de verandering let zijn er wat dat betreft 
		vier mogelijkheden:
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
		 | 
    
      |  |  | 
    
      | We nemen aan dat op 
		de x-as steeds de tijd staat en dat die naar rechts toe toeneemt. | 
    
      |  |  | 
    
      | Gemiddelde toenames |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Hiernaast staat de grafiek van
        het temperatuurverloop op 6 februari 1995 in Groningen. Je ziet dat
        vanaf middernacht de temperatuur eerst nog wat afneemt, maar vanaf
        ongeveer 3 uur gaat toenemen tot maximaal ongeveer 12,5 ºC om 15 uur. We zijn nu geïnteresseerd in de volgende vraag: Wat is de  gemiddelde toename per uur tussen 3
                uur en 9 uur?
 We lezen uit de grafiek af dat om 3 uur te temperatuur ongeveer
        3,5ºC was en om 9 uur 8 ºC.
 | 
 | 
    
      | De toename is dus  8 - 3,5 =
        4,5ºC geweest maar dat was over een periode van  9 - 3 = 6 uur. De gemiddelde toename was dus 4,5/6 =
        0,75 ºC/uur.
 Zo. Dat was te doen. Voor de gemiddelde toename deel je gewoon de totale
        toename door het aantal uur. Tijd voor de volgende vraag:
 
 "Wat stelt het voor in de grafiek?"
 
 De totale toename was 4,5ºC en die vonden we door 8 - 3,5 te
        berekenen. Dat is dus het verschil van beide y-waarden, ofwel
		Δy:
        het blauwe lijnstukje in de grafiek hiernaast.
 | 
 | 
    
      | Het aantal uur was 6 en dat
        vonden we door 9 - 3 te berekenen. Dat is dus het verschil van beide x-waarden,
        ofwel
		Δx:  het groene lijnstukje
        in de grafiek. De gemiddelde toename hebben we berekend als 
		Δy/Δx
        en die kennen we nog van vroeger: het is de helling van de lijn tussen
        beide punten. Conclusie:  de helling van de rode lijn is 0,75
 
 
                  
                    
                      | De
                        gemiddelde toename tussen twee punten van een grafiek
                        is  de helling van de rechte lijn daartussen. |  Deze gemiddelde toename heet ook
        wel het differentiequotiënt.Als je een formule voor de grafiek hebt, dan hoef je de y-waarden
        natuurlijk niet af te lezen maar kun je ze gewoon berekenen, dat is veel
        nauwkeuriger.
 Dit is allemaal hetzelfde: | 
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 
			
				
					| 
						
							| • | gemiddelde toename tussen punt A en punt B |  
							| • | differentiequotiënt op interval  [xA,
                xB] |  
							| • | helling van lijnstuk AB |  
							| • |  |  |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Speciaal
        geval:  Als y  de afstand voorstelt en x de tijd. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | n de grafiek 
		hiernaast staat op de x-as de tijd dat iemand aan het fietsen is, en op de y-as
        de afstand die hij heeft afgelegd. We berekenen het differentiequotiënt tussen x = 20 en x =
        60
 Bij x = 20 hoort ongeveer y = 2 en bij x = 60 hoort
        ongeveer  y = 15
 Dat geeft voor het differentiequotiënt  (15 - 2)/(60
        - 20) = 13/40 = 0,325
 Die 0,325 is dus de totale afgelegde afstand (13 km) gedeeld door de
        totale tijd (40 minuten).  In dit geval 0,325 km per minuut. Maar
        dat is de snelheid (immers snelheid is afstand gedeeld door tijd)Kortom, de gemiddelde snelheid tussen 20 en 60 minuten is 0,325 km/min.
        (dat is 19,5 km/uur)
 | 
		 | 
    
      |  | 
    
      | 
			
				
					| Bij een tijd-afstand grafiek is het
                        differentiequotiënt
                        de gemiddelde snelheid. |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
    
      |  | 
    
      | OPGAVEN. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 1. | a. | Gegeven is de formule  
		N = 4t + 2√t
                . Bereken het differentiequotiënt op interval [3, 8] in twee
                decimalen nauwkeurig.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Gegeven is de formule 
		P(t)
                = 5t - 2/t Bereken het differentiequotiënt op interval [-5, -2] in
                twee decimalen nauwkeurig.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 2. | Hiernaast staat de 
		grafiek van een formule  f. |  | 
    
      |  |  |  | 
    
      |  | a. | Bereken de gemiddelde toename tussen x
                = 12 en x = 20
 | 
    
      |  |  |  | 
    
      |  | b. | Noem drie intervallen waarop het
                differentiequotiënt gelijk is aan nul. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 3. | Annelies en haar broer Gerben
        gaan met de fiets naar school. De afgelegde weg s als functie van de tijd t staat in de 
				grafiek hieronder.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
				 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Bereken voor Annelies 
		de gemiddelde snelheid. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Wie rijdt de eerste twee minuten 
				gemiddeld het
        snelst? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Wie rijdt tussen t = 
		3,5 en t
        = 4 het snelst? Hoe zie je dat aan de grafiek? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | d. | Wanneer passeert Gerben Annelies? Hoe zie
        je aan de grafiek dat hij op dat moment sneller rijdt? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | e. | Bepaal zo goed 
		mogelijk met welke snelheid Gerben fietst op het moment dat hij Annelies 
		inhaalt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 4. | Hiernaast zie je de
                grafiek van twee joggers (mevrouw A en mevrouw B) die hetzelfde
                parcours lopen. Zoals je ziet vertrekt mevrouw B later dan
                mevrouw A. | 
 | 
    
      |  |  |  | 
    
      |  | a. | Bereken de gemiddelde snelheid van
                mevrouw B gedurende het eerste half uur dat zij loopt. | 
    
      |  |  |  | 
    
      |  | b. | Bereken de gemiddelde snelheid 
		van mevrouw A gedurende het tweede half uur dat zij loopt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | De beide dames hebben een
                loophorloge om met GPS functie. Dat horloge geeft o.a. hun 
		gemiddelde snelheid vanaf het begin aan. Op welk moment tijdens haar loop geeft het
                        horloge van mevrouw A de grootste gemiddelde snelheid
                        aan?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		 |