Gegeven is de formule
Q = 4√p - 2p
.
Bereken het differentiequotiënt op interval [1, 6] in twee
decimalen nauwkeurig.
b.
Gegeven is de formule
A(t) = 2t2 -
12/t Bereken het differentiequotiënt op interval [-7, -4] in
twee decimalen nauwkeurig.
Hiernaast staat de
grafiek van een formule f.
a.
Bereken de gemiddelde afname
tussen x
= 2 en x = 8
b.
Noem drie intervallen waarop het
differentiequotiënt gelijk is aan nul.
Bij de
Zevenheuvelenloop lopen er altijd een aantal ingehuurde atleten met een
vaste constante snelheid. Ik ga proberen om de 15 km in 64 minuten te
lopen, dus dat is ongeveer een gemiddelde snelheid van 14 km/uur. Daarom
probeer ik zoveel mogelijk bij de atleet die constant 14 km/uur loopt te
blijven.
De grafieken van onze afgelegde afstand en de tijd staan in de volgende
figuur.
a.
Controleer met een
berekening dat de atleet inderdaad de hele tijd exact met 14 km/uur
loopt.
b.
Wie van ons loopt de
eerste twintig minuten
gemiddeld het
snelst?
c.
Wie loopt tussen t
= 30 en t
= 40 het snelst? Hoe zie je dat aan de grafiek?
d.
Wanneer haalt de 14
km/uur-loper mij in? Hoe zie je aan de grafiek dat ik op dat moment
langzamer
loop?
e.
Bepaal zo goed
mogelijk met welke snelheid ik loop als ik de atleet inhaal.
Twee postduiven uit
de Overijsselse plaats Sibculo doen mee met een wedstrijd waarin zij
vanuit de Franse plaats Etroungt terug moeten vliegen naar huis; een
afstand van ongeveer 330 kilometer.
Hieronder zie je in één figuur de afgelegde afstand van beide duiven
a.
Bereken de gemiddelde
snelheid van duif A tijdens het eerste uur.
b.
Bereken de gemiddelde
snelheid van duif B tijdens het tweede uur.
c.
Op welk moment tijdens
zijn tocht heeft duif B, gerekend vanaf de start, de grootste gemiddelde
snelheid gehad?