|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Drie speciale driehoeken. |
|
|
|
|
|
Er zijn drie speciale driehoeken waarvan de hoeken en lengtes exact te
berekenen zijn, en die komen deze les aan de orde. Kortom: doe de
rekenmachine maar weg, we gaan lekker alles weer exact berekenen.
Het leuke is: ze hebben ook nog eens erg veel te maken met
wortels!!! Nou, wat wil je nog meer?Het
gaat hier om de volgende drie driehoeken. |
|
|
|
|
60 - 60 - 60 |
|
|
|
|
Een driehoek met alle
hoeken 60º heet een gelijkzijdige driehoek.
Alle zijden zijn even lang.
Veel meer valt er eigenlijk niet over te vertellen.
|
|
45 - 45 - 90 |
|
|
|
|
Dat heet ook wel een
gelijkbenige rechthoekige driehoek. Je geo-driehoek is er
een mooi voorbeeld van.
Als je de rechthoekszijden lengte x geeft, dan geldt voor de
schuine zijde s:
s2 = x2 + x2
s2 = 2x2
s = √(2x2) = x√2
Kortom: de zijden hebben verhouding 1 - 1 - √2 |
|
|
|
|
|
30 - 60 - 90 |
|
|
|
|
|
Dit is eigenlijk de
helft van een gelijkzijdige driehoek (teken hem er maar onder gespiegeld
tegenaan en je hebt een gelijkzijdige driehoek). Dat betekent dat
de schuine zijde dubbel zo groot is als die ene rechthoekszijde.
Noem de kleinste rechthoekszijde x, dan is de schuine zijde dus 2x.
Noem de andere rechthoekszijde r, dan geeft Pythagoras:
x2 + r2 = (2x)2
x2 + r2 = 4x2
r2 = 3x2
r = √(3x2) = x√3
Kortom: de zijden hebben verhouding 1 - 2 - √3 |
|
|
|
|
|
Met deze verhoudingen
kun je dus nu de zijden altijd exact geven, dus hoef je niet af te
ronden!
Voorbeeld. |
Bereken de oppervlakte van de driehoek hiernaast. Geef je antwoord
exact (dus niet afgerond).
|
|
|
|
|
|
Door de hoogtelijn hiernaast te
tekenen zie je dat je te maken hebt met twee driehoeken die hierboven
staan beschreven.
Dat betekent dat de rode zijden de lengtes hebben zoals is aangegeven.
De oppervlakte is dan 0,5 • (1 + √3) • √3
Dat is dus gelijk aan 0,5√3 + 1,5 |
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
A is een
gelijkzijdige driehoek en B is een vierkant met dezelfde zijden
als de driehoek.
Het vierkant wordt tegen de driehoek gelegd zoals in de figuur
hiernaast.
Om de hele figuur wordt vervolgens een rechthoek gezet.
De breedte van de rechthoek is 4
Bereken exact de hoogte van de rechthoek. |
|
|
|
|
2. |
In een assenstelsel
liggen de punten P en Q op de y-as en punt
R op de x-as.
Er geldt OP = OQ = OR
Door Q wordt een lijn getekend die een hoek van 15º
met de y-as maakt.
Door P wordt een lijn getekend die een hoek van 45º
met de y-as maakt.
De lijnen snijden elkaar in punt S.
Het blijkt dat SR = 4.
Bereken de oppervlakte van driehoek PQR. |
|
|
|
|
|
3. |
In vierkant ABCD wordt
lijn DP getekend zodat de hoek tussen DP en DC gelijk is aan 15°.
Verder staat BP loodrecht op DP.
Het blijkt dat BP = 8.
Berken de oppervlakte van het vierkant. |
|
|
|
|
|
4. |
Vijf cirkels met straal
2 liggen symmetrisch in een vierkant. zoals in de figuur
hiernaast.
Bereken de oppervlakte van het vierkant. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|