©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
Eigenschappen van lineaire formules |
|
|
|
|
|
Vorige les hebben we
de basis van het lineaire verband besproken.
Dat zag er als volgt uit: |
|
|
|
|
|
|
|
Deze les gaan we een
aantal eigenschappen van zo'n rechte lijn bekijken.
Vraag 1: Wat is het
snijpunt met de x-as? |
|
|
|
|
Vraag jezelf gewoon af:
"wat hebben alle punten van de x-as gemeenschappelijk?"
Hiernaast zie je dat waarschijnlijk wel:
ze hebben allemaal y = 0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld:
Bereken het snijpunt van de lijn
y = 4x - 28 met
de x-as.
Oplossing:
y = 0 geeft 0 = 4x
- 28
4x = 28
x = 7 Dus het snijpunt is (7,
0) |
|
|
|
|
|
Vraag 2: Wat is het snijpunt
met de y-as? |
|
|
|
|
|
Nou dat zal dan wel
zijn x = 0, denk je niet?
Met de lijn y = 4x - 28
hierboven zou dat geven y = 4 × 0 - 28
= -28, dus het punt (0, -28)
Dat klopt wel, maar toch ben je gek
als je het zo berekent!! |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vraag 3: Hoe bereken je een
parameter? |
|
|
|
|
Een parameter is een
extra letter (behalve x en y natuurlijk) in een
vergelijking.
Bijvoorbeeld in de vergelijking y = px + 6 is
de p een parameter.
Nou zijn er dan natuurlijk een heleboel lijnen die aan deze vergelijking
voldoen. Voor elke p krijg je immers weer een nieuwe lijn.
Maar zodra we één punt van de lijn weten dan kunnen we de p
uitrekenen, en dat gaat heel eenvoudig: |
|
|
|
|
Parameter uitrekenen?
Punt invullen! |
|
|
|
|
|
voorbeeld:
Voor welke p gaat de lijn y =
px + 6 door het punt (4, 18)?
oplossing:
vul (4, 18) in:
Dat geeft 18 = p × 4
+ 6 en dus
is p = 3 |
|
|
|
|
|
Vraag 4: Hoe maak je een lijn
evenwijdig aan een andere lijn? |
|
|
|
|
Dat zie je in de figuur
hiernaast.
Als twee lijnen evenwijdig zijn dan lopen ze even steil dus gaan ze
beiden bij 1 naar rechts even veel omhoog/omlaag.
Maar dat betekent natuurlijk dat hun richtingscoëfficiënten gelijk zijn! |
|
|
|
|
evenwijdige lijnen
hebben dezelfde richtingscoëfficiënt |
|
|
|
|
Voorbeeld:
Geef een vergelijking van de lijn door (2, 5) die
evenwijdig is aan de lijn y = -0,5x
+ 10
Oplossing:
De lijn is evenwijdig aan y = -0,5 + 10 dus
heeft ook
rc = -0,5
de vergelijking is dus y = -0,5x + b
Vul nu het punt (2, 5) in (zie vraag 3: b is
een parameter):
5 = -0,5 ×
2 +
b en dat geeft
b = 6 |
|
|
|
|
|
Vraag 5: Hoe bereken je het
snijpunt van twee lijnen? |
|
|
|
|
Hiernaast zie je de
lijnen y = 0,5x + 2 en y = 9
- 2x
Het snijpunt noemen we S
In dat snijpunt hebben die lijnen dezelfde y
Dus moet er uit de formules 0,5 + 2 en 9
- 2x het zelfde getal komen
Stel ze daarom gewoon gelijk aan elkaar:
0,5x + 2 = 9 - 2x
2,5x = 7
x = 2,8
Dan is y = 0,5x + 2 = 3,4
Het snijpunt is (2.8, 3.4) |
|
|
|
|
|
snijpunt van twee lijnen
⇒ zet de formules achter elkaar. |
|
|
|
|
|
Vraag 6: Hoe zit het met
horizontale en verticale lijnen? |
|
|
|
|
Horizontale lijnen
dit hebben we eigenlijk al behandeld!!
Dat kun je zien door je te bedenken dat een horizontale lijn horizontaal
loopt!!!
Dat lijkt nogal een zinloze bewering, maar niet meer als je je
realiseert dat "horizontaal lope betekent dat de helling NUL is ; immers
bij 1 stapje naar recht gaat de lijn 0 omhoog |
|
|
|
|
horizontale lijn:
a = 0, dus y = b
|
|
|
|
|
|
De formule wordt dan
y = 0x + b ofwel gewoon y = b
(en die b is dan de hoogte waarop de horizontale lijn loopt)
Dat ziet er dan ongeveer zó uit: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verticale lijnen zijn
wat lastiger.
Hiernaast zie je er eentje met wat coördinaten.
Daar valt je vast wel wat aan op..........
Ze hebben allemaal x = 2En dat is meteen de vergelijking
van die lijn: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Eigenlijk best logisch vind je
niet?
De lijn kan in ieder geval geen r.c. hebben want bij 1 stapje naar
rechts kun je nooit meer op de lijn belanden. Een vergelijking van de
vorm y = ax + b zit er dus bij voorbaat al
niet in. |
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
Bereken de
coördinaten van het snijpunt van de volgende lijnen: |
|
|
|
|
|
a. |
y = 5x
- 2 en y = 8(2 + x) |
|
|
|
|
|
b. |
y = -2x
+ 7 en y = 3 + 3x + 5 |
|
|
|
|
2. |
De lijnen y
= ax - 3 en y
= 5 + 2x snijden elkaar op de x-as
Bereken a. |
|
|
|
|
3. |
Een lijn door
(-3, 7) is evenwijdig aan de lijn y = 2x
+ 11
Geef een formule van die lijn. |
|
|
|
|
4. |
De lijnen y
= 2x - 3 en y = 5x
+ p en y = 8 + x snijden elkaar in één
punt.
Bereken p. |
|
|
|
|
5. |
Hiernaast zie je de
lijnen:
y = -1,2x + 8 en y = 2 + 1,4x
De lijnen snijden de x-as in de punten A en B en
elkaar in punt S |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de coördinaten van S |
|
|
|
|
b. |
Bereken de oppervlakte van
driehoek ABS |
|
|
|
|
De lijn y =
4,1 snijdt deze twee lijnen in de punten P en Q |
|
|
|
|
c. |
Bereken de lengte van lijnstuk
PQ |
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|