©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
Keerpunten. |
|
|
|
|
Een keerpunt van een parameterkromme is een
punt waar de beweging van ons punt P omkeert.
Wat betekent "omkeren" wiskundig?
We hebben dat voor een deel al eerder gezien. Dat was toen we punten
zochten waar de raaklijn aan de kromme horizontaal of verticaal was.
Voor horizontale raaklijn moest je stellen dat de y-coördinaat.
een maximum heeft, zodat y'(t) = 0 dus de snelheid in de
y-richting is nul. Dat betekent dat daar de beweging in de y-richting
omkeert. Die gaat van stijgende y naar dalende of
andersom.
Precies hetzelfde geldt voor een verticale raaklijn: daar keert de
beweging in de x-richting om.
Nou, een keerpunt is een punt waar beide bewegingen tegelijk omkeren.
Dat betekent dus dat zowel x'(t) als y'(t)
nul zijn: |
|
|
|
Keerpunt: x'(t)
= 0 én y'(t) = 0 |
|
|
|
Dat geeft meteen de manier om
zulke keerpunten op te sporen. Los op x'(t) = 0 en y'(t)
= 0 en de dubbele t's (die in beide oplossingen voorkomen) geven
de plaats van de keerpunten aan. Je kunt natuurlijk ook alleen x'(t)
= 0 oplossen en de gevonden t's invullen in y'(t)
om te kijken bij welke daar óók nul uitkomt, dat is meestal minder werk. |
|
|
Voorbeeld 1. Bereken de
keerpunten van de kromme
x(t) = cos(2t) en
y(t) = sin(t)
x'(t) = 0 ⇒
-2sin2t = 0 ⇒
2t = 0 + k • 2π
of 2t = π + k • 2π
⇒
t = 0 of t = π
of t = 2π
of t = 1/2π
of t = 11/2π.
y'(t) = 0 ⇒
cost = 0 ⇒
t = 1/2π
of t = 11/2π.
De dubbelen zijn t = 1/2π
en t = 11/2π
en daar zitten dus de keerpunten van deze krommen Dat zijn de punten
(-1, 1) en
(-1, -1) zoals je ook hiernaast wel ziet. |
|
|
|
|
Voor een keerpunt is het alleen
maar nodig dat x' en y' beiden nul zijn. Punt P hoeft niet
echt "terug" te gaan over dezelfde weg waarlangs hij gekomen is. Neem
het volgende voorbeeld. |
|
|
Voorbeeld 2.
Bereken de keerpunten van de kromme
x(t) = t3
- 3t en y(t) = -2t4 +
4t2
x'(t) = 0 ⇒
3t2 - 3 = 0 ⇒
t = 1 of t = -1
y'(t) = 0 ⇒
-8t3 + 8t = 0 ⇒ t = 1 of
t = -1
De keerpunten zijn de punten (-2, 2) en (2, 2)
Hiernaast zie je de kromme. Je ziet ook dat punt P vanaf een keerpunt
niet dezelfde weg terug als heen neemt (alhoewel de twee routes
wel "langs elkaar" lopen in de keerpunten; ze hebben daar dezelfde
helling). |
|
|
|
|
De
Helling in een Keerpunt. |
|
|
|
Om de helling in een willekeurig
punt te berekenen gebruikten we de formule: |
|
|
|
|
|
Maar in keerpunten werkt die
formule niet. Daar geldt immers per definitie dat x'(t)
= 0 en y'(t) = 0. Dus deze formule levert op 0/0
en dat valt niet te bepalen, want je mag immers niet door nul
delen. Toch heeft de kromme wel degelijk een helling in die keerpunten,
dat kun je duidelijk aan de twee voorbeelden hierboven zien.
Hoe bepalen we die helling?
Dat doen we door terug te gaan naar onze oorspronkelijke manier om de
helling van een grafiek te bepalen. Nog vóórdat we van differentiëren
hadden gehoord.
Om de helling in een punt P1(x, f(x)) te berekenen
namen we een punt vlak ernaast: P2(x + dx,
f(x + dx)), en dan benaderden we de helling van de
grafiek door de helling van lijnstukje P1P2 door
daarvan
Δy/Δx
te berekenen.
Nou, dat doen we nu bij een parameterkromme ook. Het enige verschil met
vroeger is, dat we nu niet een x vlak ernaast kiezen, maar een
t. Dus: |
|
|
De helling in een
keerpunt:
t geeft het keerpunt (x(t),
y(t))
t + dt geeft een punt vlak ernaast
(x(t + dt), y(t + dt))
de helling is ongeveer
Δy/Δx |
|
|
|
Laten we dat toepassen op
bovenstaande twee voorbeelden: |
|
Voorbeeld 1.
t = 1/2π
geeft keerpunt (-1, 1)
t = 1/2π
+ 0,001 invullen geeft het punt vlak ernaast (-0.999998,
0.9999995)
De helling in (-1, 1) is dan ongeveer (0.9999995
- 1)/(-0,999998
- - 1) = -0,25 |
|
|
|
Voorbeeld 2.
t = 1 gaf het keerpunt (-2, 2)
t = 1,001 geeft het punt vlak ernaast (-1.999996999,
1.999991992)
De helling in (-2, 2) is dan ongeveer (1.999991992
- 2)/(-1.999996999
- - 2) = -2,67 |
|
|
|
Voor wie dat gesjoemel met zo'n punt vlak ernaast wiskundig nogal
onbevredigend vindt (wie wil er nou de helling ongeveer weten?)
staat hiernaast in de verdieping hoe je soms de helling toch algebraïsch
kunt berekenen, ondanks dat vervelende 0/0). |
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Bereken van de volgende parameterkrommen de
plaats van de keerpunten en benader de helling in die
keerpunten. |
|
|
|
|
|
a. |
x(t) = 2cos(t) en
y(t) = cos(2t - 1/2π) |
|
|
|
|
|
b. |
x(t) = sin(t -
π)
en y(t) = cos2(2t) |
|
|
|
|
|
c. |
x(t) = 1 - sin(3t) en
y(t) = cos(4t) |
|
|
|
|
|
2. |
De kromme met
vergelijkingen
x(t) = sin(3t) en y(t)
= cos(2t) staat hiernaast geschetst.
De kromme snijdt zichzelf in een punt P op de x-as.
De raaklijnen in de keerpunten snijden elkaar in een punt Q op
de x-as.
Bereken de afstand PQ. |
|
|
|
|
|
3. |
Gegeven
is de parameterkromme K:
x(t) = cos(t + 1/2π)
en y(t) = sin(5t) |
|
|
|
|
|
a. |
Geef de coördinaten van de punten
van K waarin de raaklijn horizontaal is. |
|
|
|
|
b. |
Geef een benadering voor de helling
van K in het bovenste keerpunt. |
|
|
|
|
c. |
Bereken de
snijpunten van K met de lijn y = x |
|
|
|
|
4. |
De
kromme K wordt gegeven door de vergelijkingen:
x(t) =
12t - t3
en y(t) = t4
- 8t2 |
|
|
|
|
|
a. |
Plot K en bereken
de snijpunten van K met de coördinaatassen |
|
|
|
|
|
b. |
Geef
vergelijkingen van de
raaklijnen aan K in het punt op de y-as
waar K zichzelf snijdt. Bereken daarmee in graden nauwkeurig de hoek
waaronder K zichzelf snijdt. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken
de helling van K in de keerpunten exact. |
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|