|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
Optimaliseren met sinus en cosinus |
|
|
|
|
Eén van de dingen
waar we de afgeleide voor gebruikten was het opsporen van extremen van
functies.
Dat deden we door te stellen: |
|
|
|
maximum/minimum:
f '(x) = 0 |
|
|
|
|
|
Van één of anders
optimaliseringsprobleem moest je dan vaak eerst ergens een formule voor
opstellen en daarna om het maximum/minimum daarvan op te sporen ging je
oplossen f '(x) = 0
Nu we de afgeleide van sinus, cosinus en tangens ook kennen kunnen we
die natuurlijk ook gaan gebruiken om extremen op te sporen.
Dart zal vooral zo zijn in problemen waarbij een hoek
Neem het volgende voorbeeld dat we in de les over optimaliseren al
tegen kwamen:
|
|
|
|
|
Voorbeeld.
Iemand wil in
zijn tuin een plekje maken om zijn konijnen in te laten lopen.
Hij doet dat met twee platen BC en CD die scharnierend aan
elkaar vast zitten in C. Hij zet ze rechtop in een hoek van de
tuin waar schuttingen zijn. De platen zijn 1 en 2 meter lang.
Een bovenaanzicht van de verschillende situaties staat
hieronder. |
|
|
|
Bereken
algebraïsch de maximale oppervlakte van ABCD. |
|
Oplossing.
Stel AB = x
Teken de loodlijn CE
van C op AD.
rechthoek ABCE heeft oppervlakte x • 1 = x
driehoek CED heeft oppervlakte 0,5 • x • ED
ED2 = 22 - x2
= 4 - x2
dus ED = √(4 - x2)
driehoek CED heeft dan oppervlakte 0,5x√(4
- x2)
de rechthoek en de driehoek samen hebben oppervlakte O = x
+ 0,5x√(4 - x2)
Afgeleide nul stellen:
O' = 1 + 0,5√(4 - x2)
+ 0,5x• 0,5•(4 - x2)-0,5 • -2x
1 + 0,5√(4 - x2)
- 0,5x2•(4
- x2)-0,5 = 0
vermenigvuldig alles met √(4 - x2), dat
geeft √(4 - x2)
+ 0,5(4 - x2)
- 0,5x2 = 0
√(4 - x2) =
-0,5(4 - x2)
+ 0,5x2
√(4 - x2) = -2 + 0,5x2
+ 0,5x2
√(4 - x2) = -2 + x2
4 - x2 = (-2
+ x2)2
4 - x2 = 4
- 4x2 + x4
0 = x4 - 3x2
0 = x2 (x2 - 3)
x2 = 0 ∨
x2 - 3 = 0
x = 0 ∨ x
= √3 ∨
x = -√3
De gezochte oplossing is x = √3
Dat geeft O = x + 0,5x√(4
- x2) = √3 + 0,5√3•√(4 -
3)
= 3/2√3 |
|
|
|
|
|
Nou mooi, ook weer
opgelost.....
Maar je kunt natuurlijk met zo goed in plaats van AB gelijk te
stellen aan x, ervoor kiezen om de grootte van de hoek bij D als
onbekende te nemen.
Laten we het probleem nog een keer oplossen: |
|
|
|
|
Oplossing 2.
Noem ∠D = a
Dan is AB = CE = 2sina
en DE = 2cosa
De oppervlakte is dan O =
1/2·2cos(a)·2sin(a)
+ 2sin(a)·1
= 2sin(a)cos(a)
+ 2sin(a)
Daarvan stellen we de afgeleide gelijk aan nul
(gebruik de productregel):
2cosacosa
-
2sinasina
+ 2cosa
= 0
2cos2a
-
2sin2a
+ 2cosa
= 0
2cos2a
-
2(1 -
cos2a)
+ 2cosa
= 0
4cos2a
+ 2cosa
-
2 = 0
cos2a
+ 1/2cosa
-
1/2
= 0
(cosa
-
1/2)(cosa
+ 1) = 0
Dat geeft cosa
= 1/2
dus a
= 60°
De oppervlakte is dan 2sinacosa
+ 2sina
= 2 ·1/2√3
·1/2
+ 2 ·1/2√3
= 3/2√3 |
|
|
|
|
|
Je ziet: het
zelfde antwoord.
Misschien vind je deze tweede manier wel makkelijker....
Er zijn ook problemen die erom vragen om een hoek als variabele te
nemen.
Neem de volgende beroemde: |
|
|
|
|
Plank
door de gang. |
|
|
Hiernaast staat het
bovenaanzicht van een gang met een bocht van 90º erin. Het
brede deel is 2 meter breed, het smalle deel 1,50 meter. Iemand
wil een plaat hardboard door de gang de bocht om krijgen. De
plaat is net zo hoog als de gang, dus kan niet omhoog gezet
worden. De dikte van de plaat is te verwaarlozen.
Wat is de langste plaat die de bocht in deze gang kan maken?
Oplossing:
Het ligt nu erg voor de hand om de hoek die de plank met de
gangwand maakt a te noemen
(zie de figuur) |
|
|
|
cosα = 2/AC
⇒ AC = 2/cosα
sinα = 1,5/BC
⇒ BC =
1.5/sinα
L = AC + BC = 2/cosα +
1,5/sinα
De langste plaat vind je door uit te rekenen in welke situatie (bij
welke hoek ) L minimaal is.
Dan is L' = 0
L = 2(cosα)-1 + 1,5(sinα)-1
L' = -2(cosα)-2 • -sinα
+ -1,5(sinα)-2 • cosα |
|
2sin3α
= 1,5cos3α
tan3α = 1.5/2
= 0,75
tanα = 0,751/3 = 0,9086
α = 42,3º
Dan is L = 2/cos42,3º + 1,5/sin42,3º
= 4,933 meter en dat is ongeveer 493 cm |
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
Van een dakgoot goot is de breedte van de bodem
40 cm en de lengte van de
opstaande zijwanden 20 cm.
Een dwarsdoorsnede staat in de
figuur hiernaast.
De oppervlakte (O) van zo'n dwarsdoorsnede hangt af van de
hellingshoek
α van de opstaande wanden.
Voor deze oppervlakte O
blijkt te gelden: |
|
|
O = 400 ·
sinα · cosα
+ 800 · sinα |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat deze
formule juist is. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken algebraïsch
de maximale oppervlakte van zo'n doorsnede. |
|
|
|
|
2. |
Een tuinder gaat tegen een
muur een kas bouwen. Hij heeft 4 glazen wanden van
2, 3, 3 en 2 meter breed. Die gaat hij tegen de muur
zetten zoals in het bovenaanzicht hiernaast.
De hele figuur gaat symmetrisch worden.
Als de tuinder kiest voor een hoek
α
als in de figuur hiernaast dan geldt voor de
vloeroppervlakte V van de kas:
V =
12cosα + 9sinαcosα |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat deze formule klopt. |
|
|
|
|
b. |
Bereken algebraïsch de maximale
vloeroppervlakte |
|
|
|
|
3. |
Een rechthoekige
driehoek met zijden van 3, 4 en 5 wordt met de rechte hoek op de x-as
gelegd.
Vervolgens wordt de driehoek over een hoek a
gedraaid (waarbij de rechte hoek op de x-as blijft).
Tenslotte wordt er een rechthoek om de driehoek getekend met een zijde
op de x-as. De rechthoek p[ast precies om de driehoek.
Zie de volgende figuur voor verschillende waarden van hoek
a. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken voor welke
waarde van a de rechthoek een vierkant is. |
|
|
|
|
|
Voor de oppervlakte
van de rechthoek geldt: O(a) =
12sin2a + 16sina
· cosa |
|
|
|
|
|
b. |
Toon dit aan |
|
|
|
|
|
|
c. |
Bereken algebraïsch
welke waarden O(a) kan aannemen. |
|
|
|
|
4. |
Een symmetrisch
trapezium heeft hoogte h en hoek a
zoals in de figuur hiernaast.
De omtrek van het trapezium is gelijk aan O
Voor de oppervlakte A geldt dan:
A = 0,5hO - h²/sina |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat de
maximale oppervlakte bereikt wordt voor h = 0,25
· O ·
sina |
|
|
|
|
5. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|