|
|||||
Redeneren met formules | |||||
Soms kun je door
handig te redeneren zonder berekeningen te maken of grafieken te plotten
toch al sommige eigenschappen van een formule en grafiek beredeneren. 1. Stijgen of dalen. |
|||||
Als een grafiek
stijgt dan betekent dat, dat de uitkomst van de formule toeneemt als
x toeneemt. Dat lijkt me logisch. Dus om te beredeneren of een grafiek stijgt of daalt beginnen we altijd met: |
|||||
|
|||||
Vervolgens gaan we
kijken wat er dan met de hele formule gebeurt. Daarvoor gebruiken we een paar erg simpele regeltjes: |
|||||
|
|||||
Mee eens? Als bijvoorbeeld 4t groter wordt, dan wordt 250 - 4t juist kleiner want dan gaat er van 250 een groter getal af. |
|||||
|
|||||
Mee eens? Als bijvoorbeeld a + 3 groter wordt, dan wordt 10/(a + 3) juist kleiner want dan deel je 10 door een groter getal. |
|||||
|
|||||
Mee eens? Als bijvoorbeeld t groter wordt, dan wordt t2 ook groter, een ook t3 en t 0,8 en t2,45 en ..... Negatieve machten bekijken we in een latere les. |
|||||
|
|||||
Mee eens? Mooi, dan is hier een voorbeeld van hoe al die regeltjes samen kunnen werken: |
|||||
|
|||||
2. Grenswaarden. | |||||
Soms zijn er
grafieken die op den duur constant worden. Wacht, dat moet ik beter uitleggen...... Met "constant worden" bedoel ik: "haast niet meer veranderen" Met "op den duur" bedoel ik:: "voor hele grote waarden van x" (x is dan bijna altijd de tijd t). Dat betekent dus dat zulke grafieken aan de rechterkant bijna horizontaal gaan lopen. Hier zijn er een paar: |
|||||
|
|||||
Met die pijl daar aan
de rechterkant heb ik proberen aan te geven dat de grafiek naar die
stippellijn toe loopt. De hoogte van die stippellijn noemen we de grenswaarde G. We zagen in een eerdere les al hoe je zo'n grenswaarde met je GR kunt opsporen, maar soms kun je de grenswaarde ook beredeneren met behulp van de formule. Vraag jezelf het volgende af: |
|||||
|
|||||
Als je kunt beredeneren dat er dan een constant getal uit de formule komt, dan heb je zo'n grenswaarde gevonden. | |||||
|
|||||
|
|||||
OPGAVEN. | |||||
1. | Beredeneer met de volgende formules of de grafiek stijgt of daalt: | ||||
a. | |||||
b. | |||||
c. | |||||
2. | Beredeneer met de volgende formules of de grafiek een grenswaarde heeft, en zo ja, welke. | ||||
a. | |||||
b. | |||||
3. | Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde A, 2022-I |
||||
Lucht bevat
waterdamp. Hoeveel waterdamp er in de lucht zit, varieert. De
(relatieve) luchtvochtigheid is een percentage dat aangeeft hoe vochtig
de lucht is. Dit ligt tussen 0% (zeer droge lucht) en 100% (verzadigde
lucht). De luchtvochtigheid kan worden gemeten met een psychrometer. Dit
is een apparaatje met twee thermometers. De ene thermometer is een
gewone thermometer: deze meet de luchttemperatuur (T). De andere thermometer
heeft een natte kous om het vloeistofreservoir. Zie de foto. Door de psychrometer rond te draaien, verdampt water uit de natte kous. Daardoor koelt de kous af en zal de thermometer met de natte kous een lagere temperatuur aangeven dan de luchttemperatuur. We noemen deze temperatuur de natte temperatuur (Tnat). |
|
||||
De luchtvochtigheid
L kan berekend worden met de volgende formule:
L = 100 - 330/45 • (T - Tnat) Er geldt: hoe lager de natte temperatuur is, des te lager is de luchtvochtigheid. Dit kan beredeneerd worden aan de hand van de formule. Geef deze redenering, zonder getallen in te vullen of een schets of tekening van de grafiek van L te maken. |
|||||
4. | Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde A, 2018-I. In de zomer kan in natuurgebieden met veel bos gemakkelijk brand ontstaan. Het risico op bosbrand wordt vooral bepaald door de temperatuur van de lucht en door de hoeveelheid vocht in de lucht. Om het risico op bosbrand goed in beeld te krijgen, wordt gebruikgemaakt van een brandgevaarindex. In Scandinavië gebruikt men als brandgevaarindex de Angström Index, die wordt berekend met de volgende formule |
||||
|
|||||
Hierin is IA de Angström Index, V
de relatieve luchtvochtigheid in procenten en T de
temperatuur in ºC. De relatieve luchtvochtigheid V geeft de
hoeveelheid vocht in de lucht aan ten opzichte van de hoeveelheid vocht
die de lucht maximaal kan bevatten. De relatieve luchtvochtigheid kan
niet meer dan 100% zijn. Hoe lager de waarde van IA , hoe groter het risico op bosbrand. Als de temperatuur constant is, dan neemt het risico op bosbrand toe als de relatieve luchtvochtigheid afneemt. Beredeneer zonder getallenvoorbeelden dat de formule hiermee in overeenstemming is. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |