|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soorten verdelingen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
We hebben al eerder
gezien dat je een serie waarnemingen of metingen kunt noteren in een
frequentietabel en dat je er bijvoorbeeld een histogram van kunt maken. Zo'n tabel of histogram noemen we in het algemeen een verdeling. Hieronder zie je een paar soorten verdelingen (ze worden meestal als histogrammen getekend): |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een paar
eigenschappen: • Bedenk dat de frequenties op de y-as staan en de gemeten waarden op de x-as. • "Rechtsscheef" en "Linksscheef" heten naar de kant waar ze de "staart" hebben zitten. • Bij relatieve frequenties is de totale oppervlakte 100% • De totale breedte heet ook wel de spreidingsbreedte. • De modus is de x-plaats van de top (bij meer toppen is er geen modus) • De kwartielafstand is de horizontale breedte van de middelste 75% van het histogram. Mediaan en Gemiddelde.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.
Gemiddelde. Voor het gemiddelde telt niet alleen het aantal blokjes mee, maar ook hoe ver ze op de x-as naar rechts liggen. De blokjes naar rechts tellen zwaarder mee, want dat stellen grotere getallen voor. Om de plaats van het gemiddelde te vinden moet je je voorstellen alsof je het histogram op een plankje hebt staan dat je moet balanceren. Ongeveer zoiets: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die pijl bij het
gemiddelde is de plaats waarop het histogram "in evenwicht" is. Je ziet dat bij een rechtsscheve verdeling het gemiddelde verder naar rechts ligt dan de mediaan. Dat komt omdat die kleine blokjes aan de rechterkant zwaarder meetellen omdat ze grotere getallen voorstellen. Je snapt dat bij een symmetrische verdeling het gemiddelde gelijk zal zijn aan de mediaan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitschieters. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een uitschieter is
een meetwaarde die ver naast de anderen meetwaarden ligt. Vaak zover
zelfs dat we vermoeden dat we te maken hebben met een meetfout. Dat is
wel vervelend want zulke hele kleine of hele grote meetwaarden hebben
een behoorlijke invloed op het gemiddelde, We laten ze daarom liever weg. Hoeveel moet een meting afwijken om als uitschieter gezien te worden? Meestal wordt het volgende principe gehanteerd: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij waren Q1
en Q3 het eerste kwartiel en het derde kwartiel (uit
deze les) In een plaatje: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je ziet dat die
uitschieters inderdaad behoorlijk ver naast de rest van de meetwaarden
liggen. Vaak worden zulke uitschieters niet meegenomen in de berekeningen, maar wel als losse stippen naast de boxplot getekend. Dan zou een boxplot er zó uit kunnen zien: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Links is er één uitschieter, rechts zijn er twee. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
OPGAVEN. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. | Hieronder zie je een frequentieverdeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bedenk zonder berekeningen of tekeningen te maken of deze verdeling rechtsscheef of linksscheef of symmetrisch is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de mediaan en het gemiddelde en controleer of die waarden kloppen met je antwoord op vraag a. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
2. | a. | Een
frequentieverdeling heeft eerste kwartiel 145, tweede kwartiel 156
en derde kwartiel 172. Geef aan welke metingen als uitschieters gezien mogen worden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Een frequentie
verdeling heeft derde kwartiel 512. Metingen boven 638 mogen als uitschieters worden gezien. Bereken het eerste kwartiel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
3. | Hieronder zijn drie
boxplots getekend van alle metingen, dus zonder rekening te houden met
uitschieters. Leg uit bij welke boxplot en aan welke kant (links of rechts) er sprake is van uitschieters. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. | Schets de vorm van een cumulatief frequentiepolygoon van een rechtsscheve verdeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |