|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
"Dingen" samennemen. |
|
|
|
|
Tot nu toe gingen alle voorbeelden
met de normale verdeling steeds over één "ding" dat werd gemeten. In
praktijk gaat het bij experimenten echter vaak om een aantal "dingen"
die samengenomen worden. Waarvan dus de som wordt gemeten. Een erg
belangrijk principe daarbij is: |
|
|
Als je twee dingen die normaal verdeeld
zijn bij elkaar optelt,
dan is het resultaat daarvan wéér normaal verdeeld. |
|
|
|
Kortom, als je normaal verdeelde
dingen bij elkaar optelt, dan kun je voor de som van die dingen één
nieuwe klokvorm maken, en dáármee je berekeningen uitvoeren. Dan moet je
natuurlijk wel het gemiddelde en de standaardafwijking van die som-klokvorm weten. Die kun je berekenen met de volgende twee regels: |
|
|
Als de getallen X1, X2,
X3... normaal verdeeld zijn, dan geldt voor hun
som XS:
μS
σS2 |
= μ1
+ μ2 +
μ3 + ...
= σ12
+ σ22
+ σ32
+ ... |
|
|
|
|
Voorbeeld 1. Het gewicht van kartonnen dozen is
normaal verdeeld met gemiddelde 200 gram en
standaardafwijking 6 gram. Het gewicht van dekbedden is ook
normaal verdeeld met een gemiddelde van 450 gram en een
standaardafwijking van 15
gram.
Hoe groot is de kans dat een doos met drie dekbedden erin meer dan 1600
gram weegt?
We tellen hier 4 dingen bij elkaar op: drie dekbedden en een doos. Voor
de som van die 4 geldt:
μS = 200 + 450 + 450 + 450 = 1550
σS2 = 62 +
152 + 152 + 152 = 711 dus
σS = √711
= 26,66
De kans op een gewicht van meer dan 1600 is dan normalcdf(1600,
100000..., 1550, 26.66) = 0,03 |
|
|
|
Dezelfde dingen optellen. |
|
|
Als de dingen die je bij elkaar
optelt allemaal hetzelfde gemiddelde en dezelfde standaardafwijking
hebben, dan kun je bovenstaande regels nog vereenvoudigen.
Kijk maar:
μS =
μ1 +
μ2 +
μ3
+ ...+ μn = μ + μ +
μ + ... + μ
= n •
μ
σS2 =
σ12 +
σ22 + σ32 + ... + σn2 =
σ2 +
σ2
+
σ2 + ... +
σ2
= n •
σ2 dus
σS = √(n
•
σ2) = √(n)
• √(σ2)
=
σ√n
Vanwege die √n
heet dit de √n-wet.
Samengevat: |
|
|
Als je n dezelfde dingen bij
elkaar optelt geldt voor de som:
|
|
|
|
Maar goed, eigenlijk is deze regel niet meer dan een
speciaal geval van de regel erboven. |
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Op een survivaltocht
moeten de deelnemers op een gegeven moment een rivier oversteken
op een vlot. Dat vlot kan een maximale belasting van 300 kg
verwerken. Bij een zwaardere belasting zal het zinken.
Het gewicht van de volwassen deelnemers aan de survivaltocht is
normaal verdeeld met een gemiddelde van 74 kg en een
standaardafwijking van 8 kg. |
|
|
|
a. |
Bereken de kans dat het
vlot zinkt als er 4 volwassen deelnemers op gaan zitten. |
|
|
|
|
b. |
Wanneer zinkt het vlot
eerder: als er 4 volwassen deelnemers op plaatsnemen of als er
drie volwassen deelnemers op plaatsnemen waarbij één van de drie
ook nog precies 70 kg bagage meeneemt?
Hoeveel scheelt dat in de zinkkans? |
|
|
|
Het
gewicht van kinderen is normaal verdeeld met een gemiddelde van 42 kg en
een standaardafwijking van 7 kg. |
|
|
|
c. |
Hoe groot is de kans
dat het vlot zinkt als er 3 volwassenen en 2 kinderen
op zitten? |
|
|
2. |
De Volkskrant bestaat op zaterdag
altijd uit twee delen: de normale krant en daarin gevouwen
zit dan het het Volkskrant Magazine.
De gewone zaterdagkrant heeft een gewicht dat normaal verdeeld
is met een gemiddelde van 800 gram en een standaardafwijking van
50 gram.
Het Volkskrant Magazine heeft een gewicht dat normaal verdeeld
is met een gemiddelde van 450 gram en een standaardafwijking van
25 gram.
Be reken de kans dat een Volkskrant op zaterdag met het daarbij
ingevouwen Magazine in totaal meer weegt dan 1,5 kg. |
|
|
3. |
Als een medewerker van de helpdesk
bij een groot bedrijf een klant helpt moet hij altijd twee
dingen doen. Op de eerste plaats moet hij de klant natuurlijk te
woord staan, en dat kost gemiddelde 160 seconden met een
standaardafwijking van 45 seconden (normaal verdeeld).
Daarna moet hij de gegevens en afspraken van het gesprek
verwerken in een digitaal klantenbestand, en dat kost gemiddelde
60 seconden met een standaardafwijking van 20 seconden
(ook normaal verdeeld). |
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is de kans
dat het afhandelen van één klant in totaal meer dan
250 seconden duurt? |
|
|
|
|
b. |
Hoe groot is de kans
dat de medewerker voor 40 klantgesprekken minder dan 2 uur
nodig heeft? |
|
|
4. |
Het gewicht van
bloemkolen is normaal verdeeld met een gemiddelde van 850 gram
en een standaarddeviatie van 120 gram.
De bloemkolen worden per 20 stuks vervoerd in een krat, waarvan
het gewicht normaal verdeeld is met een gemiddelde van 4 kg en
een standaardafwijking van 250 gram.In een vrachtwagen staan
50 zulke kratten, gevuld met bloemkool.
Hoe groot is de kans dat het totale gewicht van deze lading
meer dan 250 kg is? |
|
|
|
|
|
5. |
Een zwemvereniging wil graag meedoen
aan een estafette-wisselslag wedstrijd.
Daarvoor keten een schoolslagzwemmer, een rugslagzwemmer,
een vlinderslagzwemmer en een vrije-slag-zwemmer aangewezen
worden, die elk 50 meter moeten gaan zwemmen.
Om een keuze voor het team te maken houdt men eerst
clubwedstrijden. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bij de
schoolslag tijdens die wedstrijden was de zwemtijd normaal
verdeeld met een gemiddelde van 52 seconden en een
standaardafwijking van 4 seconden
Naar verwachting hoeveel van de 126 deelnemers zwommen dan
sneller dan 45 seconden? |
|
|
|
|
b. |
Bij de vlinderslag
tijdens die wedstrijden was de zwemtijd normaal verdeeld met een
gemiddelde van 38 seconden en een standaardafwijking van 5
seconden
Hoe snel moest je dan waarschijnlijk zwemmen om bij de beste 10
van de 52 deelnemers te komen? |
|
|
|
|
c. |
Het uiteindelijke team
bestaat uit 4 zwemmers die in hun trainingen de volgende tijden
hebben laten zien (allen normaal verdeeld):
- Schoolslag: gemiddelde 41 seconden (s
= 3)
- Rugslag: gemiddelde 46 seconden (s
= 3)
- Vlinderslag gemiddelde 32 seconden (s
= 1)
- Vrije slag: gemiddelde 28 seconden (s
= 2)
Hoe groot is de kans dat de estafette uiteindelijk
in minder dan 140 seconden
gezwommen zal worden?
(neem aan dat het wisselen geen tijd kost of oplevert). |
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|