|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Informatie uit tabellen |
|
|
|
|
|
Om informatie uit
tabellen te halen is het meestal een kwestie van "goed lezen".
Er zijn een paar zaken om goed op te letten.
1. Eenheden en Dichtheden.
Bij Eenheden en Dichtheden draait het altijd om het woordje "PER" en
daar wordt altijd mee bedoeld "per één" |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als je je dat maar
bedenkt dan zou ik meteen weer een verhoudingstabel maken.
Bij eenheden zagen we dat al in een eerdere les.
Als het ging om een snelheid van 45 m/s dan staat daar 45
meter PER seconde, dus zou ik zo'n verhoudingstabel maken: |
|
|
|
|
afstand |
45 meter |
|
tijd |
1 sec |
|
|
|
|
|
|
Met dichtheden werkt
dat precies hetzelfde. Als het bijvoorbeeld gaat om het aantal
mensen per km2 in een land, dan is dat het aantal mensen dat
bij één km2 hoort.
Als bij voorbeeld in een gebied 35000 mensen wonen en de
bevolkingsdichtheid is 80 mensen per km2 dan maak je deze
tabel: |
|
|
|
|
mensen |
35000 |
80
|
oppervlakte |
?? |
1 |
|
|
|
|
|
?? = 35000 • 1
/ 80 = 437,5 km2
Het betreffende gebied heeft dus een oppervlakte van 437,5 km2 |
|
|
|
|
2. "In
duizenden"
|
|
|
|
|
Als er in de kop van een tabel staat
"In duizenden" of " × 1000 " dan
betekent dat, dat de getallen die er in staan eigenlijk met 1000 moeten
worden vermenigvuldigd om de ware aantallen te krijgen.
|
|
|
|
|
3. "per 1000"
Komt meestal voor als het "aantal gevallen
per 1000 inwoners" e.d.
In je verhoudingstabel zet je dan dat aantal bij 1000 inwoners.
Stel dat het aantal ongelukken in een gebied gelijk is aan 2450 en
het aantal ongelukken per 1000 inwoners is gelijk aan 3,8. Dan kun je
deze verhoudingstabel maken: |
|
|
|
|
ongelukken |
2450 |
3,8
|
inwoners |
?? |
1000 |
?? = 2450 • 1000/3,8 = 644737 |
|
|
|
|
4. Indexcijfers. |
|
|
|
|
Soms is niet zo
makkelijk of niet zo duidelijk te zien hoe groot de getallen in een
tabel nou precies ten opzichte van elkaar zijn. Omdat de getallen heel
groot zijn bijvoorbeeld, of juist heel klein.
Hiernaast zie een een klein tabelletje met de BNP (Bruto Nationaal
Product) van een aantal landen in miljoenen dollars.
Als je eigenlijk vooral geïnteresseerd zijn in de grootte ten
opzichte van elkaar dan kun je de tabel wat overzichtelijker maken.
Kies gewoon één van de landen en noem die 100%. |
land |
BNP
{in miljoenen dollars) |
Engeland
Japan
Spanje
Frankrijk
Italië
Nederland
Canada
Duitsland |
2772670
4383762
1438959
2560255
2104666
768704
1432130
3322147 |
|
Hiernaast heb ik
(vrij willekeurig) gekozen om Frankrijk 100% te noemen, en daarmee de
grootte van de andere BNP's te berekenen. Het tabelletje is denk ik al
heel wat overzichtelijker dan die erboven.
Die percentages uit de onderste tabel heten indexcijfers.
Indexcijfers worden vaak gebruikt in de economie, om de grootte ergens
van door de jaren heen te kunnen volgen. Het beginjaar krijgt dan
meestal indexcijfer 100.
Zo zie je in onderstaande tabel het verloop van het jaarsalaris van
mevrouw A en mevrouw B, zowel "echt" als met indexcijfers. |
land |
BNP indexcijfer
(Frankrijk = 100%) |
Engeland
Japan
Spanje
Frankrijk
Italië
Nederland
Canada
Duitsland |
108
171
56
100
82
30
56
130 |
|
|
|
salaris in
€ |
indexcijfer
(2000 = 100%) |
jaar |
A |
B |
A |
B |
2000
2001
2002
2003
2004
2005 |
20456
21274
22125
23520
24931
25134 |
60782
61368
61978
63620
64330
66766 |
100
104
108
115
122
123 |
100
101
102
105
106
110 |
|
|
|
|
|
Alhoewel hun
salarissen nogal verschillen heb je wel met die indexcijfers direct een
redelijk beeld van hoe snel die salarissen groeien. Veel beter dan uit
de kolommen met de euro´s, denk ik.
Verder kun je met indexcijfers als het gaat om procenten toename of
afname gewoon rekenen alsof het echte getallen zijn.
Als je in de tabel hierboven bijvoorbeeld wilt weten hoeveel procent
mevrouw A van 2002 tot en met 2005 meer is gaan verdienen, dan kun je
natuurlijk uitrekenen 25134/22125
× 100% = 113,6 dus dat is toename
van ongeveer14%
Maar je kunt het net zo goed met de indexcijfers doen: 123/108
× 100% is ook een toename van
14%. |
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
In een gebied wonen
1015 mannen per 1000 vrouwen.
Bereken het aantal mannen als er in totaal 16.000.000 inwoners wonen. |
|
|
|
|
2. |
Vul de vraagtekens in
de volgende tabel in: |
|
|
|
|
|
aantal inwoners |
aantal ziektegevallen |
aantal ziektegevallen
per 1000 inwoners |
60350 |
240 |
?? |
?? |
3450 |
0,25 |
15600 |
?? |
4,2 |
|
|
|
|
|
3. |
De volgende tabel geeft de
overheidsuitgaven voor het onderwijs voor vier jaren. |
|
|
|
|
|
|
eenheid |
1985 |
1990 |
1992 |
1994 |
totaal |
mln gld |
27595 |
31065 |
33686 |
34377 |
Werkelijke uitgaven
in % van het nationaal
inkomen |
mln gld |
7,3 |
6,8 |
6,8 |
6,3 |
per hoofd van de bevolking
Werkelijke uitgaven |
gld |
1905 |
2078 |
2219 |
2235 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Een ambtenaar van het ministerie van
financiën beweert dat de uitgaven voor onderwijs in de periode
1985-1994 met bijna 25% zijn toegenomen, maar volgens de
onderwijsvakbonden zijn de uitgaven in deze periode met bijna 14%
afgenomen.
Verklaar deze percentages. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken het aantal inwoners in Nederland
in 1990 |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken het nationaal inkomen in 1992 |
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde A, 2001.
De volgende figuur komt uit het
jaarverslag over 1998 van Holland Casino. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
'Index 1994 = 100'
betekent dat alle bedragen vergeleken zijn met de bedragen van 1994.
Zo heeft de omzet in 1996 het indexcijfer 118. De omzet in 1996 was dus
118% van die in 1994. De omzet steeg tussen 1994 en 1996 dus met 18%.
Uit de figuur zou je kunnen concluderen dat de kosten sterker stijgen dan
de omzet. Dat zou geen goede ontwikkeling zijn. De winst is immers de
omzet min de kosten.Geef een getallenvoorbeeld waarmee je laat
zien dat het met de gegevens uit de figuur toch mogelijk is dat de winst
in de periode 1994 - 1998 gestegen is. |
|
|
|
|
5. |
examenvraagstuk VWO wiskunde A, 2009. Het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) houdt bij hoeveel studenten er zijn in het
wetenschappelijk onderwijs in Nederland. De volgende tabel geeft daar
informatie over. |
|
|
|
|
|
studiejaar |
mannen |
vrouwen |
1991-1992 |
98272 |
75281 |
1992-1993 |
97784 |
76739 |
1993-1994 |
97270 |
78052 |
1994-1995 |
95256 |
78372 |
1995-1996 |
91310 |
75959 |
1996-1997 |
83850 |
70226 |
1997-1998 |
80472 |
68014 |
1998-1999 |
79347 |
68524 |
1999-2000 |
80113 |
70631 |
|
|
|
|
|
|
Iemand trekt uit deze tabel de volgende
twee conclusies: |
|
1. |
Het aantal vrouwelijke studenten was in
het studiejaar 1999-2000 ruim 6 procent lager dan in het studiejaar
1991-1992. |
|
2. |
Het aandeel van de vrouwelijke studenten
was in het studiejaar 1999-2000 groter dan in het studiejaar 1991-1992. |
|
|
|
|
|
Onderzoek voor elk van deze conclusies of deze juist
is of niet. |
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|