|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
Vuistregels van de normale verdeling |
|
|
|
|
Hier zie je nog een
keer de normale verdeling met de twee getallen die hem bepalen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij een werkelijk
statistisch onderzoek is het geen vloeiende kromme maar staat hier
eigenlijk een histogram met allemaal kleine staafjes. Hoe meer hoe
beter. In deze les zal ik dat wel steeds tekenen als vloeiende kromme
(dat is minder werk)
De totale oppervlakte onder deze normale verdeling is 1 (of 100%).
Stel dat je een onderzoek hebt gedaan naar het gewicht van
pasgeboren baby's en je hebt gevonden dat dat normaal verdeeld is met
een gemiddelde van 3500 gram en een standaardafwijking van 210 gram.
Dan hoort daar dus zo'n normale verdeling bij: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stel nu dat je graag
wilt weten hoeveel pasgeboren baby's tussen de 3400 en 3800 gram zullen
wegen. Dan kun je dat uit deze figuur halen door te kijken hoe
groot de oppervlakte tussen die twee grenzen is. Immers daartussenin
zitten alle baby's die je zoekt: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zo aan die
oppervlakte te zien schat ik dat dat ongeveer 60% is.
Ik geef toe; het wel erg onnauwkeurig om dit zo af te lezen.
Een paar oppervlaktes in deze figuur moet je uit je hoofd kennen omdat
ze erg vaak voorkomen.
Dat zijn de volgende drie: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
We kunnen ook deze
drie figuren over elkaar heen leggen, dan krijg je zoiets, met zes
verschillende gebieden onder die normale verdeling: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kijk even goed of je
snapt waar die percentages vandaan komen. |
|
Voorbeeld.
Het gewicht van zakken aardappels is normaal verdeeld met een gemiddelde
van 20 kg en een standaardafwijking van 1,3 kg. Hoeveel procent van de
zakken aardappelen zal dan tussen de 18,7 en 22,6 kg
bevatten?
Oplossing:
18,7 is gelijk aan m
- s
22,6 is gelijk aan m + 2s
Daartussenin zit dan 34 + 34 + 13,5 = 81,5% van de zakken
(het derde, vierde en vijfde gebied vanaf links van de tekening
hierboven). |
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
De normale verdelingen die hieronder
zijn getekend horen allemaal bij
μ =
38 en
σ = 7
Geef van elk van de gekleurde gebieden de oppervlakte in
procenten. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Teken bij elk van de volgende
gevallen een klokvorm en gebruik die om de vraag te
beantwoorden. |
|
|
|
|
|
a. |
Het gewicht van
zakken potgrond is normaal verdeeld met een gemiddelde van 20 kg en een
standaardafwijking van 0,8 kg. Hoeveel procent van de zakken zal
een gewicht tussen de 18,4 en 20,8 kg hebben? |
|
|
|
|
|
b. |
De lengte van de
brugklassers dit jaar is normaal verdeeld met een gemiddelde van 165 cm
en een standaardafwijking van 16 cm. Het blijkt dat 39% van hen korter
is dan 160 cm. Hoeveel procent zal dan tussen de 170 en 181 cm
lang zijn? |
|
|
|
|
|
c. |
Een bioloog meet de
vliegsnelheid van een groot aantal zwaluwen en vindt een gemiddelde van
60 km/uur met een standaardafwijking van 8 km/uur. Het blijkt dat
bij 21% van de metingen de snelheid tussen 65 km/uur en 76
km/uur lag. Bij hoeveel procent van de metingen zal de snelheid
dan kleiner dan 55 km/uur zijn geweest? |
|
|
|
|
3. |
a. |
68% van de
vrouwen in Nederland heeft een hartslag tussen de 70 en 82.
Geef een mogelijk gemiddelde en een mogelijke standaardafwijking als je
weet dat de hartslag normaal verdeeld is. |
|
|
|
|
|
b. |
Waarom staat er
"mogelijk" in de vorige vraag? |
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|