|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
1. |
In een vaas zitten 7
witte en 3 blauwe knikkers. De witte knikkers zijn genummerd 1
tm 7, de blauwen 8 tm 10.
A en B doen het volgende spelletje:
Ze halen aselect een knikker uit de vaas.
Als het een even nummer is krijgt A 1 punt, bij een oneven nummer krijgt
hij 3 punten
Als het een blauwe knikker is krijgt B 3 punten, als het een witte is
krijgt hij 1 punt.
Na afloop leggen de de knikker weer terug.
X is het aantal punten van speler A na 3 zulke spelletjes, Y het
aantal punten van B. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef de kansverdeling van X. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Zijn X en Y afhankelijk of
onafhankelijk? Leg duidelijk uit! |
|
|
|
|
|
2. |
Drie zuivere munten
worden na elkaar gegooid, en we kijken daarbij naar drie mogelijke
uitkomsten:
uitkomst 1. de eerste twee munten leveren "KOP"
uitkomst 2. de laatste munt levert "KOP"
uitkomst 3. alle drie de munten leveren "KOP" |
|
|
|
|
|
a. |
Zijn de uitkomsten 1
en 2 onafhankelijk van elkaar? |
|
|
|
|
|
b. |
Zijn de uitkomsten 1 en 3
onafhankelijk van elkaar? |
|
|
|
|
|
3. |
Er wordt tweemaal met
een dobbelsteen gegooid.
A is de gebeurtenis "de eerste worp is even"
B is de gebeurtenis "er is zowel even als oneven geworpen" |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken P(A) en P(B)
als de dobbelsteen zuiver is. |
|
|
|
|
|
b. |
Stel P(A) =
p
Voor welke p zijn de gebeurtenissen A en B dan onafhankelijk? |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|