© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
De punten P en Q beginnen beiden op t = 0
vanuit de oorsprong te bewegen.
Punt P beweegt met een snelheid van 2 cm/sec
langs de lijn y = 4/3x
naar rechts.
Punt Q beweegt met een snelheid van 4 cm/sec
langs de lijn y = -5/12x
omlaag.
Geef een formule voor de afstand PQ op tijdstip t.
|
|
|
|
|
|
Q is het vaste punt (0, 2).
P is een punt dat op t = 0 begint in (4, 0) en dat met
een snelheid van 4 cm/sec naar rechts over
de x-as beweegt (de roosterhokjes zijn 1 cm).
R is een punt met positieve y-coördinaat, zodat QP en
PR loodrecht op elkaar staan en waarvoor bovendien geldt PR = 11/2PQ.
Toon aan dat de punten R op een rechte lijn liggen, en geef een
vectorvoorstelling van die lijn. |
|
|
|
|
|
|
Punt P beweegt vanaf
t = 0 met een snelheid van 1 cm/sec
over de lijn y = x vanaf punt (10,10)
richting de oorsprong.
Punt Q beweegt vanaf t = 0 met een snelheid van 2 cm/sec
vanaf punt (2, 3) recht omhoog over de lijn x = 2
M is het midden van lijnstuk PQ.
Beschrijf de baan van M. |
|
|
|
|
|
|
c
is de cirkel met middelpunt M = (3, 2) en straal r = 2.
Punt P volgt een baan langs deze cirkel c met omlooptijd
2π,
en begint op t = 0 rechts van M.
Punt A is het vaste punt (3, 4).
AP is een zijde van een vierkant waarvan Q het punt tegenover P
is. Zie de figuur, waarin op twee momenten de situatie is
weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan,
en
geef een formule voor de oppervlakte van het vierkant als
functie van t. Schrijf je antwoord zo eenvoudig
mogelijk. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een parametervoorstelling voor de baan van Q en leg
duidelijk uit hoe die baan eruit ziet en waarom dat zo is. |
|
|
|
|
|
Punt P beweegt
over een cirkel met middelpunt (2,0) en straal 3
Punt Q beweegt over een cirkel met middelpunt (0,8) en
straal 2
Beide punten hebben dezelfde omlooptijd, en beginnen op t
= 0 rechts van het middelpunt. Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
R is het
hoekpunt van een vierkant met zijde PQ, zoals in de
figuur.
Stel een parametervoorstelling op voor punt R. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Examenvraagstuk VWO
wiskunde B, 2022 - II |
|
|
|
|
|
Voor 0
≤ t ≤ 2π beweegt een punt P over
een cirkelvormige baan cP met middelpunt
O(0, 0) volgens de bewegingsvergelijkingen: |
|
|
|
|
Voor 0
≤ t ≤ 2π beweegt tegelijkertijd een punt Q over
een cirkelvormige baan cQ volgens de
bewegingsvergelijkingen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoek
POQ is afhankelijk van t. In de figuur zijn beide
cirkels cP en cQ
weergegeven. Ook zijn de lijnstukken OP en OQ
weergegeven voor een waarde van t waarvoor OP
en OQ loodrecht op elkaar staan. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
exact de waarden van t waarvoor OP en OQ
loodrecht op elkaar staan |
|
|
|
|
|
De lijn
door P en Q snijdt de x-as in punt A.
De x-coördinaat van A is onafhankelijk van
t. |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs
dit. |
|
|
|
|
|
|
Punt
M is het midden van lijnstuk PQ.
Op t = 0 beginnen P en Q vanaf de x-as
naar boven te bewegen. Punt M beweegt dan mee naar
boven. In de volgende figuren is voor drie waarden van t
de situatie weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor
t ≈ 0,723 ligt punt M op cirkel cQ.
Zie de linkerfiguur. Na t ≈ 0,723 komt M in
het gebied buiten cQ te liggen. Zie de
middelste figuur. Op een zeker tijdstip ligt M op
cirkel cP. Zie de rechterfiguur.
Punt M ligt een percentage van de tijd waarin de
punten P en Q een volledige baan doorlopen
buiten cP en cQ. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken
dit percentage. Geef je eindantwoord als geheel getal. |
|
|
|
|
7. |
Punt P
beweegt om een cirkel met middelpunt M(0, 4) en straal 3. Op t =
0 bevindt P zich in (3, 4). Op tijdstip t is de lijn MP over t
radialen gedraaid. Zie de figuur.
MP is zijde van een vierkant waarvan punt Q de hoek tegenover M is.
Voor punt Q gelden de bewegingsvergelijkingen:
x(t) = 3cost
-
3sint
y(t) = 3sint + 3cost + 4 |
|
|
|
|
|
a. |
Toon deze
vergelijkingen aan. |
|
|
|
|
|
Als je de
baan van Q plot, dan lijkt het erop alsof punt Q ook over een cirkel met
middelpunt M beweegt. Als dat zo is dan zou moeten gelden dat
xQ2 + (yQ – 4)2
= r2 |
|
|
|
|
|
b. |
Toon
met de bewegingsvergelijkingen van Q aan dat dat inderdaad het geval is. |
|
|
|
|
8. |
Punt P beweegt over een cirkel met straal 2, en middelpunt de oorsprong.
De periode van de cirkelbeweging van P is 2p
en Q is het vaste punt (2, 0)
Op tijdstip t = 0 is P = Q.
Je krijgt vector PR door vector QP over 90 te draaien met de klok mee,
en dubbel zo lang te maken. Zie de figuur met een voorbeeldsituatie. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor de
coördinaten van R geldt dan :
xR = 2cos(t) + 4sin(t)
yR = 4 + 2sin(t)
-
4cos(t) |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat
aan. |
|
|
|
|
|
|
Voor t
=
bevindt R zich in het punt (4, 6). |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de
hoek die de baan van R in dat punt maakt met de lijn y =
2x - 2. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|