|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
1. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 2003
Een internet provider biedt zijn klanten
volledig gratis toegang tot internet aan. Dat klinkt aantrekkelijk, maar
in de praktijk valt het tegen, zoals blijkt uit een artikel uit
een computertijdschrift blijkt dat maar 1 op de 20 pogingen om een
internetverbinding te krijgen succesvol verloopt.
We gaan er in de rest van deze opgave van
uit dat bij iedere poging de kans op succes precies gelijk is aan
0,05.Inge is klant van deze provider. Het
computerprogramma dat zij gebruikt om internetverbindingen te maken,
probeert na een mislukte poging automatisch opnieuw verbinding te maken.
In theorie kan Inge het computerprogramma net zo vaak laten proberen tot
er een verbinding tot stand is gekomen. Het aantal benodigde pogingen
noemen we n. De kans dat er precies n pogingen nodig zijn
noemen we pn.
Er geldt bijvoorbeeld: p3 = 0,045125 |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dit aan. |
|
|
|
|
|
|
In de praktijk kan het
programma niet meer dan 12 pogingen doen. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken in vier decimalen nauwkeurig de
kans dat het computerprogramma een verbinding tot stand brengt. |
|
|
|
|
|
We nemen nu aan dat Inge het
maximale aantal pogingen van de computer zelf kan instellen. We noemen
dit maximale aantal M. Inge wil M zó kiezen dat de kans dat er geen
verbinding tot stand komt ten hoogste 30% is. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken de kleinste waarde van M waarvoor
dit het geval is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 2008 Alle mensen
knipperen met hun ogen. Daardoor staan op groepsfoto’s vaak enkele
personen met gesloten ogen. Svenson en Barnes hebben onderzocht hoeveel
foto’s je moet maken van een groep van n personen
om 99% kans te hebben op een foto waarop niemand
zijn ogen dicht heeft. Zij hebben bij hun berekeningen
de volgende aannames gemaakt:
− Het
knipperen met de ogen gebeurt met onregelmatige tussenpozen;
− Mensen knipperen gemiddeld tien keer per minuut met de ogen;
− Als iemand knippert, zijn de ogen gedurende 0,25 seconden dicht.
Op een
willekeurig moment wordt één foto genomen van één persoon. Op
basis van de aannames van Svenson en Barnes kunnen we de kans berekenen
dat deze persoon niet met gesloten ogen op de foto staat. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
deze kans in vier decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
In de rest
van de opgave gaan we ervan uit dat de kans dat iemand met open ogen
op de foto staat gelijk is aan 0,96. Bij een groepsfoto spreken we van een
‘geslaagde’ foto als alle personen op de foto
hun ogen open hebben.
Een fotograaf neemt één
groepsfoto van een groep van 20 personen. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
de kans op een geslaagde groepsfoto. |
|
|
|
|
|
|
Een
fotograaf neemt 5 groepsfoto’s van een groep van 25 personen. De
kans dat er minstens één geslaagde foto bij zit is ongeveer 0,89. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon
dat met een berekening aan. |
|
|
|
|
|
|
Als men F
groepsfoto’s maakt van een groep van 30 personen,
wordt de kans P op minstens één
geslaagde groepsfoto gegeven door de formule:
P
=1 - 0,7061F
Een
fotograaf wil dat bij een groep van 30 personen de kans op minstens één
geslaagde groepsfoto groter is dan 98%. |
|
|
|
|
|
d. |
Bereken
hoeveel foto’s hij dan minstens moet maken. |
|
|
|
|
|
3. |
"Een leuk spelletje", zei het duiveltje tegen me.
"Soort van balletje-balletje eigenlijk".
"Hier staan twee doosjes, en in één ervan heb ik jouw
ziel verstopt. Kies maar....
Kies je goed, dan ben je gered.
Kies je fout, dan zet ik er een doosje bij, en verstop jouw ziel weer onder één
van de doosjes die er staan. Dan mag je wéér kiezen.
Kies je goed dan ben je gered, kies je fout, dan zet ik
er weer een doosje bij, en verstop jouw ziel opnieuw......
Zo doen we dat, als het nodig is, 100 keer".
"Als je na 100 keer nog steeds je eigen ziel niet hebt
gevonden is hij voor MIJ!!!!"
Voor de kans dat ik gered wordt geldt: |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan |
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat deze som gelijk is
aan 100/101 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
De
vaas hiernaast bevat, zoals je ziet, zes genummerde en gekleurde ballen. |
|
|
|
|
|
a. |
Iemand trekt er
zonder terugleggen twee ballen uit. Bereken de kans dat er gelijke
cijfers op staan. |
|
|
|
|
b. |
Iemand trekt er
met terugleggen drie ballen uit. Bereken de kans dat het gemiddelde van
de getrokken cijfers 8 is. |
|
|
|
|
|
c. |
Iemand trekt er
zonder terugleggen twee ballen uit. Bereken de kans dat zowel de kleur
als de cijfers verschillen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
examenvraagstuk
VWO 1981. |
|
|
|
|
|
|
Men speelt een spel
met twee schijven A en B, die onafhankelijk van elkaar draaien.
A is verdeeld in vier gelijke sectoren.
B is verdeeld in drie gelijke sectoren.
Elke sector is genummerd met één van de cijfers 1, 2 of 3. Zie de
tekening.
Als beide schijven tot stilstand zijn gekomen wijst de vaste dubbele pijl
W op elke schijf het midden van een sector aan. |
|
|
De stochast Z is als volgt gedefinieerd: |
|
|
|
Z = 0 als W twee verschillende
cijfers aanwijst.
Z = 1 als W twee gelijke oneven cijfers aanwijst.
Z = 2 als W twee gelijke even cijfers aanwijst. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kansen op
deze verschillende mogelijkheden voor Z. |
|
|
|
|
|
b. |
Iemand speelt viermaal met beide
schijven
Elk spel levert hem een aantal punten op dat gelijk is aan de waarde van
Z.
Bereken de kans dat hij in totaal tenminste drie punten haalt. |
|
|
|
|
6. |
In een grote partij van 300 CD's met computerspellen erop zitten 80
beschadigde CD's.
Ik koop van deze partij 8 CD's.
Hoe groot is de kans op hoogstens 6 beschadigde CD's? Geef je antwoord
in 5 decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|