|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
1. |
Er is
in de VS onderzoek gedaan naar het aantal sterftegevallen s per
100000 inwoners voor een aantal leeftijden: |
|
|
|
|
|
leeftijd t |
0 |
4 |
8 |
12 |
18 |
23 |
28 |
32 |
s |
2500 |
140 |
75 |
81 |
120 |
220 |
190 |
208 |
|
|
|
|
|
|
leeftijd t |
38 |
48 |
54 |
58 |
68 |
74 |
80 |
90 |
s |
320 |
805 |
1400 |
2040 |
5060 |
8810 |
15200 |
38100 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Zet deze gegevens
uit op enkellogaritmisch papier en bepaal vanaf welke
leeftijd er sprake is van exponentiële toename. Geef vanaf deze
leeftijd s als functie van t |
|
|
|
|
|
b. |
Wat zou volgens
deze functie de maximale leeftijd zijn die een mens kan bereiken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Hiernaast
staat op enkellogaritmisch papier het aantal bacteriën (N) in een
hamburger van MacDonalds als functie van de bewaartijd (t in
dagen). |
|
|
|
|
|
a. |
Stel een
formule voor de aantal N(t) op |
|
|
|
|
Bij de
concurrent Hamburgergigant geldt de formule
N(t) = 50 · 3,5t
|
|
|
|
|
b. |
Teken de
grafiek van Hamburgergigant in de figuur hiernaast. |
|
|
|
|
c. |
In hoeveel
tijd wordt het aantal bacteriën bij Hamburgergigant 10 keer zo groot? |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 1991. Bij een practicumopdracht heeft een
biologiestudent in een experiment de groei onderzocht van een populatie
van een speciale vliegensoort. De student startte het
experiment met een populatie van 200 vliegen en geen eitjes. Het
experiment duurde 24 weken. Met tussentijden van een week telde hij het
aantal (levende) vliegen en het aantal eitjes. In de volgende figuur
zijn de resultaten van het experiment op enkellogaritmisch papier
weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bij welke telling lag het aantal
eitjes tussen de 300 en 500? |
|
|
|
|
|
Vanaf telling 18 liggen de
punten van de grafiek van de vliegen vrijwel op een rechte lijn door
(18, 640) en (24, 1120). |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hiermee het percentage
waarmee het aantal vliegen in de laatste zes weken gemiddeld per week
groeide. |
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 1996.
Twee studenten van de Stetson University
hebben het verband onderzocht tussen de jaarlijkse aanvoer van
sinaasappels in Florida en de gemiddelde veilingprijzen voor die
sinaasappels. Dit leidde tot een model waarmee voorspellingen gedaan
kunnen worden over de jaaropbrengst.
Uitgangspunt voor hun model waren de gegevens van de volgende tabel. |
|
|
|
|
|
Jaarlijkse aanvoer en gemiddelde
prijs per kist |
aantal kisten
in miljoenen |
Gemiddelde prijs per
kist in dollarcents. |
45,6
72,5
82,7
98,9
129,7
139,2
169,7 |
485
287
266
187
157
121
78 |
|
|
|
|
|
|
De studenten constateerden op grond van
de gegevens van deze tabel dat de gemiddelde prijs (P) per kist in
dollarcents bij benadering exponentieel afhankelijk is van het
aantal miljoenen kisten (A). |
|
|
|
|
|
a. |
Laat met behulp van
logaritmisch papier zien dat deze constatering juist is. |
|
|
|
|
|
Wanneer er van uit wordt
gegaan dat er een exponentieel verband bestaat tussen A en P en dat
de grafiek door de punten (75, 300) en (160,90) gaat, kan de
gemiddelde prijs per kist bij een aanvoer van 50 miljoen kisten
berekend worden. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken deze prijs in
dollarcents nauwkeurig. |
|
|
|
|
5. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 1999. Cholesterol speelt een belangrijke rol
bij allerlei processen in het menselijk lichaam. Deze stof komt het
lichaam binnen via het voedsel, maar wordt ook door het lichaam zelf
aangemaakt.
Eind jaren zestig is veel onderzoek gedaan naar het verband tussen
cholesterol en hart- en vaatziekten. De Amerikanen Goodman en Noble
onderzochten de snelheid van verschillende processen in de
cholesterol-huishouding. Ze gingen als volgt te werk: Bij een aantal
proefpersonen spoten ze een kleine hoeveelheid radioactieve
cholesterol in. Deze vermengde zich vrijwel direct met de reeds
aanwezige cholesterol in het bloed en de ingewanden. Daarna werd
tien weken lang de radioactiviteit gemeten van de cholesterol in het
bloed en de ingewanden van de proefpersoon. De radioactiviteit van
de cholesterol in het bloed en de ingewanden neemt in de loop van de
tijd af door uitscheiding van cholesterol (uit het lichaam) en door
opname van cholesterol uit het bloed en de ingewanden door de rest
van het lichaam.
In onderstaande figuur is het resultaat van de metingen bij een
proefpersoon weergegeven door middel van een ononderbroken
grafiek op enkellogaritmisch papier. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Langs de horizontale as staat t,
de tijd in dagen vanaf het moment van inspuiten. Langs de verticale
as staat a, de radioactiviteit in microcurie (μCi)
per gram cholesterol. De totale radioactiviteit van de ingespoten
cholesterol bedroeg 30
μCi. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat het bloed en de
ingewanden van deze proefpersoon in totaal ongeveer 27 gram
cholesterol bevatten. |
|
|
|
|
|
De grafiek van a
nadert tot een rechte lijn (de stippellijn uit de figuur). Deze
rechte lijn is de grafiek van een functie van t. |
|
|
|
|
|
b. |
Stel een formule op van deze functie. |
|
|
|
|
|
De grafiek van a ligt
boven de genoemde lijn. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat het verschil
van beide functies een exponentiële functie is. Je kunt hierbij
gebruik maken van de figuur. |
|
|
|
|
6. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 2001. Wageningse onderzoekers
hebben zich verdiept in de groei van het aantal bacteriën in
voedsel. Bij constante bewaartemperatuur groeit het aantal bacteriën
exponentieel. De bijbehorende groeifactor hangt af van die
bewaartemperatuur. Bij een krantenartikel hierover stond de volgende
grafiek. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de grafiek wordt de
bacteriegroei beschreven in kip die eerst vijf dagen lang bij de
producent bij een temperatuur van 0ºC wordt bewaard, en vervolgens
in de winkel bij 0ºC (winkel A) respectievelijk 4ºC (winkel B) wordt
bewaard. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat bij 0ºC het
aantal bacteriën zich per dag meer dan verdubbelt. |
|
|
|
|
|
In de figuur hierboven is
het aanvankelijke aantal bacteriën per gram gelijk aan 1000. De
bederfgrens ligt bij 50 miljoen bacteriën per gram. In de figuur is
af te lezen dat kip die voortdurend bij 0ºC wordt bewaard, na 14
dagen de bederfgrens bereikt. Stel dat men in staat is het
aanvankelijke aantal bacteriën terug te brengen van 1000 per gram
naar 100 per gram. Dit verlengt de houdbaarheid natuurlijk. Voor
winkel A duurt het drie dagen langer voordat de bederfgrens bereikt
wordt. Voor winkel B, waarbij de kip eerst gedurende vijf dagen bij
0ºC bewaard wordt en daarna bij een temperatuur van 4ºC, geldt een
andere verlengingsduur. |
|
|
|
|
|
b. |
Teken voor deze
nieuwe situatie in bovenstaande figuur de grafiek voor de
bacteriegroei in kip voor winkel B, en lees af hoeveel langer het nu
duurt voordat de bederfgrens is bereikt. |
|
|
|
|
7. |
examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2007 In 1968 was Moore één van de
oprichters van het bedrijf Intel dat vooral bekend werd door een speciaal
soort chip: de processor. De eerste Intel-processor werd gemaakt in 1971.
Hij bestond uit ongeveer 2250 transistors.
Men neemt aan dat het aantal transistors van één processor elke twee
jaar verdubbelt. De formule die hierbij hoort is: |
|
|
|
|
|
|
|
Hierin is P het aantal transistors van de processor en t het
aantal jaren vanaf 1971.
Veronderstel dat, tegen de verwachting van de huidige wetenschappers
in, de formule voor P onbeperkt blijft gelden |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het aantal jaren verschil tussen de
momenten waarop A en P de grens van 1 miljard (109)
overschrijden. |
|
|
|
|
|
In onderstaande
figuur zie je vanaf 1971 de jaren en de aantallen transistors van de
verschillende processors die Intel gemaakt heeft tot het jaar 2003,
bijvoorbeeld de 4004-processor, de 8008 processor en de Pentium-processors.
Merk op dat de stapgrootte op de verticale as steeds groeit met een factor
10. Men heeft de logaritme van het aantal transistors uitgezet tegen het
jaar waarin de processor werd gemaakt. op de schaalverdeling staan echter
wel de oorspronkelijke aantallen weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De blauwe lijn in
deze figuur hoort bij de eerder genoemde formule voor P.
Deze lijn begint met de 2250 transistors van de 4004-processor. Bij deze
rechte lijn hoort een formule van de vorm log(P) = a • t
+ b.
Je kunt deze formule vinden door uit te gaan van de formule P
= 2250 • 20,5t |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de waarden van a en b
door de laatste formule te herleiden. Rond af op twee decimalen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde A, 2006
Om voedingswaren tegen bederf te
beschermen worden ze tijdelijk verhit. Men noemt dit steriliseren. Er zijn
verschillende sterilisatiemethoden. In deze opgave kijken we naar het
sterilisatieproces bij twee soorten bacteriën. De temperatuur bij dat
proces is 121 ºC. Naarmate de bacteriën korter aan deze temperatuur zijn
blootgesteld zullen er meer bacteriën overleven. In onderstaande figuur
zie je een overlevingsgrafiek van de Bacillus stearothermophilus. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij een overlevingsgrafiek heeft
de verticale as altijd een logaritmische schaalverdeling. Het aantal
bacteriën bij aanvang van het sterilisatieproces stelt men altijd op 1
miljoen. We gaan er steeds vanuit dat voor verschillende soorten
bacteriën de overlevingsgrafieken rechte lijnen zijn indien de verticale
as een logaritmische schaalverdeling heeft.
Bij de grafiek uit
bovenstaande figuur hoort een formule van de vorm:
Nt = 106
• 2-r • t
Hierin is Nt het aantal bacteriën na t
minuten en is r de sterftefactor. De sterftefactor is
afhankelijk van het type bacteriën.
Met behulp van bovenstaande figuur kun je berekenen dat de sterftefactor r
van de Bacillus stearothermophilus ongeveer gelijk is aan 2,2. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat met een berekening aan. |
|
|
|
|
|
De D-waarde is de tijd in
minuten die nodig is om het aantal bacteriën te reduceren tot 10% van het
oorspronkelijke aantal. Net als de sterftefactor is de D-waarde
afhankelijk van de soort bacteriën. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken voor de Bacillus
stearothermophilus de D-waarde met behulp van bovenstaande formule en leg
uit hoe je deze D-waarde kunt controleren met bovenstaande figuur. |
|
|
|
|
|
Men heeft ook van andere
bacteriën de D-waarde bepaald. Voor de Clostridium botulinum is deze
D-waarde gelijk aan 2,55 minuten. Met dit gegeven kunnen we de
overlevingsgrafiek van de Clostridium botulinum tekenen. Ook voor de
overlevingsgrafiek beginnen we weer met 1 miljoen bacteriën. |
|
|
|
|
|
c. |
Teken deze overlevingsgrafiek in
bovenstaande figuur. Licht je werkwijze toe. |
|
|
|
|
9. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde A, 2008 Honing
bestaat grotendeels uit vocht en suikers en voor een klein gedeelte uit
andere stoffen zoals enzymen en mineralen. De kwaliteit van
honing hangt onder andere af van de concentratie van
het enzym diastase: hoe meer diastase, hoe
beter de kwaliteit van de honing. De concentratie van diastase in honing
wordt aangeduid met het diastase-getal.
Door het
bewaren van honing gaat er diastase verloren en neemt dus het diastase-getal
af. De snelheid waarmee dat gebeurt, hangt af van de temperatuur
waarbij de honing wordt bewaard. Een maat waarmee de
afname van het diastase-getal kan worden weergegeven, is
de zogeheten halfwaardetijd. Dat is de tijd waarin het diastase-getal
wordt gehalveerd. In figuur 3 zie je deze
halfwaardetijd uitgezet tegen de temperatuur waarbij
de honing wordt bewaard. |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Wat is
beter: honing bewaren bij een lage temperatuur of bij een hoge temperatuur?
Licht je antwoord toe en maak daarbij gebruik van figuur 3. |
|
|
|
|
|
Soms gaat
honing versuikeren. Er ontstaan dan suikerkorrels op de bodem van een
pot honing. Versuikerde honing wordt weer vloeibaar door de honing te
verhitten.
In figuur 3 zie je dat het diastase-getal gehalveerd wordt als honing 24
uur lang op een temperatuur van 60 °C wordt
gehouden. Een partij honing met diastase-getal 27
wordt 7 uur lang op een temperatuur van 60 °C
gehouden. We gaan ervan uit dat de afname van het diastase-getal exponentieel
verloopt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
het diastase-getal na deze 7 uur. |
|
|
|
|
|
Het
diastase-getal is bij de meeste soorten honing direct na winning niet
hoger dan 30. Als het diastase-getal lager is dan 8,
mag de honing alleen nog maar als bakkershoning verkocht
worden.
Een bepaald type honing heeft bij winning diastase-getal 28. Deze honing
wordt gedurende 3 jaar bewaard bij een temperatuur
van 25 °C. We gaan er nog steeds van uit dat de
afname van het diastase-getal exponentieel verloopt. |
|
|
|
|
|
c. |
Laat met
behulp van de grafiek in de figuur zien dat deze honing na 3 jaar bakkershoning
is geworden. |
|
|
|
|
10. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde C, 2013
In Vlaanderen is onderzoek gedaan naar het aantal
sterfgevallen voor verschillende leeftijden. In onderstaande figuur
zie je het aantal sterfgevallen per 10000 mannen in Vlaanderen in
het jaar 1971 en in het jaar 1999. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De verticale schaalverdeling in de figuur is
logaritmisch. Voor mannen ouder dan 35 jaar verloopt de grafiek in
de figuur die hoort bij 1999 ongeveer volgens een rechte lijn door
de punten (35, 10) en (80, 1000).
Voor dit gedeelte geldt daarom het volgende exponentiële verband:
Mt
=
b • gt
Hierin is
Mt
het
aantal mannen met een leeftijd van t jaar die in 1999 overleden per 10000
mannen van t
jaar.
Bepaal de waarde van
b
en
g
in deze formule. Rond je antwoorden af
op drie decimalen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
Hieronder zie je de
bevolkingsgroei van Utrecht en Eindhoven voor de periode 1900 - 1970 in
beeld gebracht. Op de verticale as is een logaritmische schaalverdeling
gebruikt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Het eerste deel van de grafiek
van Utrecht is ongeveer een rechte lijn. Geef een vergelijking die
daarbij hoort. |
|
|
|
|
|
b. |
In het begin lijkt het
inwoneraantal van Eindhoven sterker te stijgen dan later.
Leg duidelijk uit waarom dat niet het geval is. |
|
|
|
|
|
c. |
In de middenperiode 1930-1950
zijn de grafieken (bijna) evenwijdig.
Betekent die evenwijdigheid dat het verschil in inwoners gelijk is
gebleven?
Betekent die evenwijdigheid dat de verhouding tussen de inwoneraantallen
gelijk is gebleven?
Wat betekent die evenwijdigheid eigenlijk wél? |
|
|
|
|
12. |
Examenopgave Havo, Wiskunde A,
2018. |
|
|
|
|
|
Bij een aardbeving kan de hoeveelheid vrijgekomen
energie worden berekend met de formule |
|
|
|
|
|
E = 0,06 • 32R |
|
|
|
|
|
In deze formule is R de kracht van de
aardbeving op de schaal van Richter en E de hoeveelheid
vrijgekomen energie in MJ (megajoule).
Na een zware nachtelijke aardbeving met een kracht
van 6,3 op de schaal van Richter in de nacht van 5 op 6 april 2009
in Italië waren er nog
verschillende kleine naschokken. Bij de naschok van 7 april ’s
avonds was de hoeveelheid energie die vrijkwam slechts 9% van de
hoeveelheid energie die bij de zware nachtelijke aardbeving
vrijkwam. Toch was deze naschok ook een zware schok. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken welke kracht deze naschok had op de schaal
van Richter. Rond je antwoord af op één decimaal. |
|
|
|
|
|
b. |
Teken op enkellogaritmisch papier de grafiek van E voor
bevingen met een kracht van minimaal 1 en maximaal 8 op de schaal
van Richter. |
|
|
|
|
13. |
Examenopgave VWO, Wiskunde C,
2018-I. |
|
|
|
|
|
Grauwe ganzen eten gras en kunnen daardoor
schade aan weilanden veroorzaken. Om die reden wordt er veel
onderzoek gedaan naar de toename van het aantal grauwe ganzen in
Nederland en de mogelijkheden om die toename te beperken. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de figuur is het aantal broedparen van de
grauwe gans in Nederland weergegeven voor de jaren 1971 tot en
met 1998. Je ziet dat het aantal broedparen snel gegroeid is in
deze periode. De verticale as in de figuur heeft een
logaritmische schaalverdeling. Het derde punt van de grafiek,
horend bij het jaar 1973, ligt tussen 10 en 100. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken met behulp van de figuur het aantal
broedparen in 1973. |
|
|
|
|
|
Voor de periode 1983-1998 kan de grafiek
benaderd worden met een rechte lijn. Omdat de verticale as een
logaritmische schaalverdeling heeft, betekent dit dat het aantal
broedparen in die periode in werkelijkheid bij benadering
exponentieel groeide. Het aantal broedparen van de grauwe gans
nam toe van 220 broedparen in 1983 tot 5000 in 1998. Na 1998 nam
het aantal verder toe: in 2012 waren er 83000 broedparen. We
vragen ons af of de exponentiële groei in de periode 1983-1998
zich na 1998 op dezelfde wijze voortgezet heeft. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek of het aantal van 83000 in 2012 past
bij een gelijkblijvende exponentiële groei. |
|
|
|
|
14. |
Examenopgave Havo, Wiskunde A,
2021-III. |
|
|
|
|
|
Langs de
Nederlandse kust wordt dagelijks op verschillende plaatsen en op
verschillende momenten de waterstand gemeten. Op het moment dat de
waterstand op een bepaalde plaats niet verder meer toeneemt, is er
op die plaats sprake van hoogwater. De waterstand die op dat
moment gemeten wordt, noemen we de hoogwaterstand. Extreme
hoogwaterstanden zijn een gevolg van bijvoorbeeld een zware storm.
Men heeft gedurende een lange periode de hoogwaterstanden
geregistreerd en daarbij onder andere gekeken naar het aantal keer
dat de hoogwaterstand hoger is dan een bepaalde waterhoogte W
(in meter boven NAP). Dit wordt de overschrijdingsfrequentie
f genoemd; deze frequentie wordt uitgedrukt in aantal keer
per 10000 jaar. Er blijkt een exponentieel verband te bestaan tussen
de overschrijdingsfrequentie f en de waterhoogte W. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de figuur is
voor de plaatsen Hoek van Holland (HvH) en Vlissingen (VL) de
zogenaamde overschrijdingsfrequentielijn getekend. De
overschrijdingsfrequentie f is uitgezet tegen de waterhoogte
W. De verticale as heeft een logaritmische schaalverdeling.
Je kunt in de figuur aflezen dat in Hoek van Holland de
hoogwaterstand gemiddeld 600 keer per 10000 jaar hoger is dan 3
meter boven NAP en gemiddeld 1 keer per 10000 jaar hoger is dan 5
meter boven NAP.
Met behulp van de overschrijdingsfrequentie kun je schatten hoeveel
keer een bepaalde hoogwaterstand in de toekomst zal worden
overschreden. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef op deze
wijze een schatting van het aantal keer per 100 jaar dat de
hoogwaterstand in Vlissingen hoger zal zijn dan 4 meter boven NAP.
Licht je antwoord toe |
|
|
|
|
|
Bij de rechte
lijnen in de figuur horen formules van de vorm f = b •
gW .
De grafiek van Hoek van Holland gaat door de punten (3, 600) en
(5,1) .
Hieruit volgt voor Hoek van Holland het volgende verband tussen de
waterhoogte W en de overschrijdingsfrequentie f :
f =
8,8 • 106 • 0,041W |
|
Hierin is de
groeifactor in drie decimalen gegeven. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met
behulp van beide gegeven punten de groeifactor in vier decimalen. |
|
|
|
|
|
In de figuur
kun je zien: hoe hoger de waterhoogte W, hoe lager de
overschrijdingsfrequentie f. Om de overschrijdingsfrequentie
te halveren, moet de waterhoogte dus hoger worden. |
|
|
|
|
|
c. |
Onderzoek voor
Hoek van Holland hoeveel hoger de waterhoogte moet worden om de
overschrijdingsfrequentie te halveren. Geef je antwoord in meter en
in één decimaal. |
|
|
|
|
|
In de figuur is
de overschrijdingsfrequentie van Vlissingen bij elke waterhoogte
groter dan die van Hoek van Holland. Er is een waterhoogte waarbij
de overschrijdingsfrequentie in Vlissingen 10 keer zo groot is als
die in Hoek van Holland. |
|
|
|
|
|
d. |
Bepaal met
behulp van de figuur bij welke waterhoogte dit het geval is. Licht
je werkwijze toe en geef je antwoord in meter en in één decimaal. |
|
|
|
|
15. |
Examenopgave VWO Wiskunde A
2023-I
De Vlinderstichting in Nederland houdt jaarlijks vlindertellingen.
Het totaal aantal vlinders is in de periode 1992–2017 met 40% afgenomen.
Hierbij vermoedt men een exponentiële trend. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de
jaarlijkse procentuele afname in deze periode, uitgaande van de
exponentiële trend. Geef je antwoord in één decimaal. |
|
|
|
|
|
De heivlinder
is een van de vlindersoorten heivlinder waarvan het aantal sterk is
gedaald.
Zie onderstaande figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
In deze figuur
is op de verticale as een logaritmische schaalverdeling gebruikt. Op
deze as is niet het aantal heivlinders maar de populatie-index
weergegeven. Deze index geeft het percentage heivlinders aan ten
opzichte van het totaal aantal heivlinders in 1992. De
populatie-index van het jaar 1992 is dus 100. In 1995 is de
populatie-index weer (ongeveer) 100. Met andere woorden: in 1995
waren er (ongeveer) evenveel heivlinders als in 1992.
Nadat het aantal heivlinders vanaf 2003 stabiel leek en zich in de
periode 2011–2013 zelfs wat leek te herstellen, was 2017 weer een
rampjaar voor de heivlinder. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met
behulp van de figuur het percentage heivlinders in 2017 ten opzichte
van het aantal heivlinders in 1992. Geef je antwoord in één
decimaal. |
|
|
|
|
|
In de volgende
figuur zie je dezelfde grafiek als in de figuur hierboven, maar nu
is een trendlijn toegevoegd. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De trendlijn in
deze figuur hoort bij een exponentieel model voor de afname van de
populatie-index. De trendlijn kan worden beschreven met de volgende
formule:
log(P) =
-0,026t + 1,8
Hierin is P de populatie-index en is t het aantal
jaren na 1992. Als de trend zich op dezelfde manier blijft
doorzetten, zal het aantal getelde heivlinders in een gegeven jaar
minder dan 2% zijn van het aantal getelde heivlinders in 1992. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken in welk
jaar dat volgens de gegeven formule voor het eerst het geval zal
zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |