Een
crank is het verbindingsstuk tussen de trap-as van de fiets
en het pedaal. Zie de figuur hiernaast.
Cranks bestaan in verschillende lengtes. Een fietser met
lange benen heeft baat bij een langere crank. Zo wordt aan
iemand met een binnenbeenlengte van 75 cm een cranklengte
van 166 mm geadviseerd. Aan iemand met een binnenbeenlengte
van 97 cm wordt een cranklengte van 180 mm geadviseerd.
Er is
een verband tussen de binnenbeenlengte B in cm en de
geadviseerde cranklengte L in mm.
a.
Dit verband is te
benaderen met een formule van de vorm L = a •
Bn. Met de bovenstaande gegevens bij
binnenbeenlengtes 75 cm en 97 cm zijn de waarden van a
en n te bepalen.
Bereken
volgens deze formule de geadviseerde cranklengte in mm bij
een binnenbeenlengte van 86 cm. Geef je eindantwoord in hele
mm.
b.
Dit verband is ook te
benaderen met een formule van de vorm L = a •
gB. Met de bovenstaande gegevens bij
binnenbeenlengtes 75 cm en 97 cm zijn de waarden van a
en g te bepalen.
Bereken
volgens deze formule de geadviseerde cranklengte in mm bij
een binnenbeenlengte van 86 cm. Geef je eindantwoord in hele
mm.
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 2009
Koeien worden tegenwoordig gemolken door een
zogenaamde melkrobot. De melkrobot melkt de koe zonder dat de boer
daarbij aanwezig hoeft te zijn. In 2005 werd door de dierenbescherming
het volgende persbericht gepubliceerd
persbericht.
“In 2002 bleef 10% van de melkveestapel in de stal. De melkrobot
heeft tot gevolg dat er steeds minder koeien in de wei komen. De
dierenbescherming is daarom tegenstander van melkrobots. Dit
jaar (2005 dus) blijft maar liefst 17% van de melkveestapel het
hele jaar in de stal. Daardoor blijven de weilanden leeg. Als
deze trend zich doorzet, verwachten wij dat over zo’n tien jaar
de helft van de melkveestapel uit het Nederlandse landschap is
verdwenen.”
Uit het persbericht blijkt dat 90% van
het melkvee in 2002 in de wei komt. Ook zien we dat in 2005 nog slechts
83% van het melkvee in de wei komt. In het persbericht is sprake van een
‘trend’, maar het wordt niet duidelijk van welk model men daarbij is
uitgegaan en waar “de helft van de melkveestapel” vandaan komt. Enkele
voor de hand liggende modellen zijn:
1.
een trend waarbij het percentage melkvee dat in de
wei komt lineair daalt;
2.
een trend waarbij het percentage melkvee dat in de
wei komt exponentieel afneemt.
a.
Bereken hoeveel procent van het melkvee
in 2015 volgens model 1 en hoeveel procent volgens model 2 in de wei
komt.
Voor het beschrijven van de
situatie op de lange duur is model 1 op grond van wiskundige
overwegingen niet bruikbaar maar model 2 misschien wel.
b.
Leg uit waarom model 1 op de lange duur
zeker niet realistisch kan zijn, maar model 2 misschien wel.
a.
Stel een formule van
de vorm y = a/(x + b)
op waarvan de grafiek door (2, 10) en (5, 20)
gaat
b.
Stel een formule van
de vorm y = ax3 + bx2op waarvan de grafiek door (3, 18) en (5,
150) gaat
Er is uiteraard een
verband tussen de remweg (r in meter) van een rijdende auto en de
snelheid (v in km/uur) van die auto. Twee onderzoekers
onderzoeken welk soort verband er voor normale gangbare personenauto's
is op te stellen.
De eerste onderzoeker denkt dat er een exponentieel verband is, de
tweede denkt dat er een machtsverband is.
Voor een auto met een snelheid van 100 km/uur blijkt de remweg 48 meter
te zijn en voor een auto met een snelheid van 50 km/uur is de remweg 15
meter.
a.
Stel voor beide
onderzoekers aan de hand van deze twee gegevens een formule op voor de
remweg (in meters) als functie van de snelheid (in km/uur).
Deze gegevens gelden voor auto's met normale banden.
Door speciale banden te gebruiken kan de remweg verkleind
worden.
De Remwinstfactor (RWF) wordt gedefinieerd als de
normale remweg gedeeld door de werkelijke remweg.
Een grote RWF is gunstig want dat betekent een kleinere remweg.
De band "Michelin Primacy 4+" geeft bij een snelheid
van 80 km/uur een remweg van 25 meter.
b.
Bereken voor beide
modellen de RWF van de "Michelin Primacy 4+"