© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Meer opgaven
       
       
1. Een aantal mensen is gevraagd hoeveel minuten ze onder de douche staan als ze douchen. Dat leverde de volgende serie douchetijden op:
       
 
01    12    14    05    06    06    08    23    14    06    09    10    11    11    08   06    05
02    15    16    13    12    10    10    09    11    07    08    03    05    14    18   13    10
08    08    12    14    10    05    06    06    14    13    15    12    06    08    11   11    17
       
  Maak van deze tijden een boxplot.
       
2. Hieronder staan vijf histogrammen (1 tm 5) met daaronder vijf boxplots (A tm E). Leg uit welk histogram bij welke boxplot hoort.  Doe dat zonder bij elk histogram daadwerkelijk een boxplot te gaan tekenen.
       
 

       
3. Voor de kerstvakantie gaan de leerlingen van een grote scholengemeenschap zelf hun eigen top-2000 samenstellen. Iedereen mag daarbij op 5 nummers stemmen die in de top-2000 zouden moeten komen.
Voor de uiteindelijke top-2000 onderscheiden we OUDE nummers  (die zijn van vóór 2000) en NIEUWE nummers (vanaf 2000).
In onderstaande figuur zie je twee boxplots die het aantal stemmen op OUDE en NIEUWE nummers aangeven.
       
 

       
  In totaal werden er 520 OUDE nummers en  1480 NIEUWE nummers.
       
  a. Op welke plaats stond het hoogst genoteerde OUDE nummer ongeveer?
       
  b. Op welke plaats eindigde het nummer waar 65 stemmen op werden uitgebracht?
       
  c. Er was een grote groep nummers met ongeveer het zelfde aantal stemmen.  Hoeveel stemmen hadden die nummers?
       
  d. Wat kun je zeggen over de plaats waarop het laagst eindigende NIEUWE nummer stond?
       
4. Op de Cito-toets kunnen kinderen een score halen tussen de 500 en de 550. Deze score geeft aan welk type brugklas het beste geschikt is. Het advies havo komt bijvoorbeeld overeen met een score van tussen de 538 en 541. De rector van een grote HAVO/VWO school houdt elk jaar bij wat de citoscores van de nieuwe eersteklassers waren.
Voor het jaar 2015 gaf dat de volgende tabel:
       
 
citoscore 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540
frequentie 1 2 1 4 6 8 9 12 14 16 16
       
 
citoscore 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550
frequentie 24 26 25 19 12 9 8 4 5 2
       
  a. Bereken de gemiddelde citoscore van deze brugklassers.
       
  Ook in 2016 en 2017 heeft de rector de citoscores bijgehouden.
in 2016 was de gemiddelde score 540
De scores van 2017 zijn verwerkt in onderstaande boxplot.
       
 

       
  Toon aan dat, op grond van de boxplot, de gemiddelde citoscore in 2017 zeker hoger was dan in 2016.
     
MEEROPGAVEN
       
5. Een pakje papieren servetjes bevat, als je het opschrift mag geloven, 100 servetjes. In de fabriek worden de servetjes machinaal verpakt. Daarbij vallen de servetjes éém voor één langs een lichtbundel die gekoppeld is aan een teller. Als de teller op 100 staat wordt de stapel servetjes verpakt.
Bij dit tellen kunnen twee soorten fouten optreden:
•    fout A:  twee servetjes kleven aan elkaar en worden als één servet geteld.
•   fout B:  een servet is verkeerd gevouwen en wordt als twee servetten geteld.

Bij een steekproef wordt van 50 pakjes servetten het aantal met de hand nageteld, en dat gaf de onderstaande frequentietabel:
       
 
aantal servetten 95 96 97 98 99 100 101 102 103
aantal keer 1 2 4 6 9 14 9 3 2
       
  a. Teken de boxplot bij deze frequentietabel.
       
  Door een aanpassing in de verpakkingsmachine wordt bereikt dat één van beide fouten minder optreedt. In de nieuwe situatie wordt ziet de boxplot van 50 servetten er zó uit:
       
 

       
  b. Leg uit welke van de twee telfouten nu minder voorkomt.
       
  c. Leg uit hoe je kunt zien dat beide telfouten nog steeds niet even vaak voorkomen.
       
     

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)