© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Examenopgave VWO
Wiskunde A, 2017-I
Op de foto’s zie je het Zentrum Paul Klee in
Zwitserland. Het gebouw heeft een bijzondere vorm: het bestaat uit drie
afdelingen met daaroverheen een golvend dak. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De drie afdelingen zijn verbonden door een lange gang.
In onderstaande figuur zie je een schematische doorsnede van het gebouw
en de lange gang. In deze figuur is duidelijk te zien dat het dak
bestaat uit drie golven met verschillende periodes. Ook de hoogtes zijn
verschillend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Elke golf begint en eindigt op een laagste punt. Voor de
linker golf in de figuur kan men de volgende formule opstellen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hierin is h de hoogte van de golf boven het
laagste punt in meter en x de horizontale afstand in meter vanaf
het beginpunt van deze golf. De vloer van de gang bevindt zich 1 meter
boven het laagste punt van de golven. De gang zelf is 3,5 meter hoog. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de lengte van het gedeelte van de gang dat zich
geheel onder het linker dak, dus onder de linker golf, bevindt in cm
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
De golf die hoort bij het middelste dak is 51 meter lang
en 12,5 meter hoog. Hier hoort een formule bij van de vorm
h =
a +
asin (c(x
+
d))
met h de hoogte van de golf
in meter boven het laagste punt en x de horizontale afstand in
meter vanaf het beginpunt van de linker golf. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de waarden van a, c
en d in deze formule. |
|
|
|
|
|
We kijken nu naar het rechter dak. Om de afmetingen
hiervan te berekenen, kan de architect bijvoorbeeld als volgt te werk
gaan. Hij gaat voor het dak uit van een sinusoïde met een periode van 39
meter. Verder wil hij dat onder het dak een benedenverdieping past van
24 meter breed en 4,5 meter hoog. In onderstaande figuur is de doorsnede
getekend die bij deze situatie hoort. De golf begint linksonder in het
punt met coördinaten (0,0). |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Bereken,
welke hoogte de architect nu minimaal moet nemen voor de golf die hoort
bij het dak in deze situatie. Geef je antwoord in dm nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
Wisselspanning die op onze
stopcontacten staat bestaat uit een sinusoïde met amplitude 220
(Volt).
De frequentie is 50 Hz, dat wil zeggen dat er 50 sinusoïden per
seconde plaatsvinden.
de formule voor de spanning als functie van de tijd kan gegeven
worden door V(t) = 220sin(314t) |
|
|
|
|
|
a. |
Leg duidelijk uit waar die factor 314
in deze formule vandaan komt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hoeveel procent van de tijd de
spanning méér dan 100V is. |
|
|
|
|
|
Examenvraagstuk
HAVO wiskunde B,
2000
Het verloop van de temperatuur kan
gedurende de 24 uren van de dag nogal grillig zijn. In vereenvoudigde
vorm is het temperatuurverloop gedurende een dag redelijk te benaderen
door een sinusoïde met een periode van 24 uur.
Het KNMI hanteert voor De Bilt voor de dagen in de maand juni de
volgende waarden: de maximumtemperatuur is 21,0 ºC, deze wordt bereikt
om 3 uur 's middags; de minimumtemperatuur is 12,2 ºC.
T is de temperatuur in graden Celsius op een dag in juni en u het
aantal uren na middernacht. |
|
|
|
|
|
a. |
Stel een formule op van het verband tussen
T en u. |
|
|
|
|
|
Voor een dag in april geldt bij benadering
de volgende formule voor het verband tussen T en u: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hoe lang het volgens
deze formule op een dag in april warmer is dan 10 ºC. Rond je antwoord
af op een geheel aantal minuten. |
|
|
|
|
|
Op een bepaald moment op de dag is de
temperatuurstijging het sterkst. |
|
|
|
|
|
c. |
Hoe groot is volgens de
bovenstaande formule die sterkste stijging van de temperatuur? Geef je
antwoord in ºC per minuut. Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde
B, 2021-III. Er bestaan wiskundige
modellen die het verband aangeven tussen aantallen prooidieren en
roofdieren. Deze modellen worden prooi-roofdiermodellen
genoemd.
Als er in een gebied veel prooidieren zijn, dan zal na verloop
van tijd het aantal roofdieren in dat gebied sterk toenemen, omdat
die zich voldoende kunnen voeden met de prooidieren. Door die
toename van het aantal roofdieren zal het aantal prooidieren
teruglopen. Hierdoor kunnen de roofdieren minder voedsel vinden en
zullen zij in aantal afnemen. Als gevolg daarvan zal het aantal
prooidieren weer toenemen. En daarmee begint deze cyclus weer
opnieuw. In de volgende figuur wordt een model van zo'n cyclus
weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Stel op
algebraïsche wijze een functievoorschrift voor r op waarmee
je het aantal roofdieren r in deze figuur kunt berekenen als
functie van de tijd t in jaren. |
|
|
|
|
|
In de rest van
deze opgave gaan we uit van een ander prooi-roofdiermodel: |
|
|
|
Hierin is p
het aantal prooidieren, r het aantal roofdieren en t de tijd
in jaren. In onderstaande figuur zijn de grafieken van p en
r geschetst. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In elke periode
is er één moment waarop de groeisnelheid van het aantal prooidieren
maximaal is. In het bijbehorende punt op de grafiek is de helling
dus maximaal. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken deze
maximale groeisnelheid. Geef je eindantwoord in gehele honderdtallen
prooidieren per jaar. |
|
|
|
|
|
Iemand zegt:
“Op de momenten dat er 4300 prooidieren zijn, zijn er … roofdieren
of … roofdieren.” |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken welke
twee getallen op de plaats van de puntjes moeten staan, zodat de
uitspraak juist is. Geef deze getallen in gehele honderdtallen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2016-II.
In de Waddenzee varieert de waterhoogte in de loop
van de tijd. Eb en vloed wisselen elkaar voortdurend af in een
getijdencyclus met een periode van ongeveer 745 minuten. De
waterhoogte in het oostelijke deel van de Waddenzee kan worden
benaderd met de formule: h = 125 • cos(2πt/745)Hierbij is h de waterhoogte in cm ten
opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil) en is t de tijd in
minuten. Tijdstip t
=
0 komt overeen met een moment waarop
h = 125
.
In het oostelijk deel van de Waddenzee liggen
verschillende zandbanken die gedurende een deel van een
getijdencyclus droog komen te liggen.
De droogligtijd D is het aantal minuten per
getijdencyclus dat een zandbank niet geheel onder water ligt. De
droogligtijd hangt af van de hoogte van de zandbank: de hoogte van
het hoogste punt van de zandbank ten opzichte van NAP.
In het oostelijk deel van de Waddenzee bevindt zich
een zandbank met een hoogte van 40 cm boven NAP.
In onderstaande figuur is de grafiek van de waterhoogte h
getekend. Tevens is de hoogte van deze zandbank weergegeven.
Gedurende één periode zijn er twee tijdstippen waarop de waterhoogte
h gelijk is aan de hoogte van de zandbank. We noemen deze
tijdstippen t1 en t2 . Het
verschil tussen t2 en t1 is de
droogligtijd D. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken algebraïsch de droogligtijd D van deze zandbank.
Rond je antwoord af op een geheel aantal minuten. |
|
|
|
|
|
Op drooggevallen zandbanken kunnen waddenvogels
voedsel vinden. Daarom willen natuuronderzoekers het verband weten
tussen de hoogte van de zandbanken en de tijd dat ze droog liggen.
Met z duiden we de hoogte in cm van de
zandbank aan, ten opzichte van NAP. Er geldt dan:
z = 125 • cos(π - π • D/745) |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dit. |
|
|
|
|
6. |
Examenvraagstuk
HAVO wiskunde B, 2005 |
|
|
|
|
|
Golfplaat is een bouwmateriaal
dat gebruikt wordt voor het afdekken van eenvoudige bouwwerken.
|
|
In de figuur
hiernaast zie je een rechthoekig stuk golfplaat.
Bij de
grafiek van het vooraanzicht van deze plaat hoort de formule:
y = 3 + 3sin(0,469x) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De golfplaat hierboven wordt als
afdakje gebruikt. De plaat wordt horizontaal neergelegd en steunt aan de
randen PQ en RS op een muur. |
|
|
De ruimtes tussen de
bovenrand van de muur en de golfplaat worden afgedicht met houten
blokjes. Deze blokjes zijn 3,8 cm hoog en hebben een zo groot mogelijke
breedte. In de figuur hierboven is dit geschetst. |
|
|
|
|
|
Het bovenaanzicht
van het stuk golfplaat hierboven is een rechthoek PQRS. PQ = 67 cm en RS =
55 cm.
Dit stuk golfplaat wordt diagonaal doorgezaagd. In het bovenaanzicht is de
zaagsnede een rechte lijn van S naar Q. De werkelijke vorm van de
doorsnede is een sinusoïde. |
|
|
|
|
|
b |
Stel een formule op
van deze sinusoïde als deze op ware grootte in een assenstelsel zoals in
de grafiek hierboven wordt weergegeven |
|
|
|
|
7. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 2019-I
Aan de rand van het dorp Olst in Overijssel is
in 2008 het kunstwerk 'Kantwerk' geplaatst van de Belgische
kunstenaar Marc de Roover. Zie de foto. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het kunstwerk stelt de golvende rivier de IJssel
voor. De voorkant van het kunstwerk kan door een sinusoïde
benaderd worden.
Op de website van de betreffende gemeente is te
lezen dat er voor dit kunstwerk 3200 latten zijn gebruikt en dat
het een lengte heeft van 100 meter. Telwerk leverde op dat
iedere hele periode is opgebouwd uit 60 latten.
De uiteindes van de laagste en de hoogste latten liggen
respectievelijk 17 cm en 70 cm boven het gras. |
|
|
|
|
|
Annemarie en Floortje willen een paar mooie foto’s voor hun profielwerkstuk
maken. Hiervoor willen ze een soort bankje creëren door een
plank horizontaal in de golf neer te leggen. Zie de schets in de
figuur.
|
|
|
Annemarie neemt hiervoor een plank met een
lengte van één meter mee.
Floortje neemt een plank mee met een andere lengte. De zithoogte
van het bankje van Floortje komt uit op 50 cm boven het gras
Onderzoek of Annemarie hoger of lager dan
Floortje zit. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|