Bereken de hoek die de lijn y
= 5x - 8 met de x-as maakt.
b.
Bereken de hoek die de lijn y
= 6 - 3x met de x-as maakt.
c.
Bereken de hoek die de lijn
y = 5 + 0,5x met de y-as maakt.
d.
Een lijn gaat door (√3,5)
en maakt een hoek van 30º met de x-as. Geef een
vergelijking.
Rond de getallen daarin af op drie decimalen.
Hiernaast zie je in één figuur de
lijnen:
y = 1 + 1/4x
en y = 8 - 2x en y = 2x
-
1
a.
Bereken hoek
α.
b.
Bereken hoek
β.
c.
Bereken hoek γ.
d.
Bereken hoek
δ.
De lijnen 2x
+ ay = 10 en ax + 8y = b
zijn samenvallend.
Bereken alle mogelijke waarden voor a en b.
MEER OPGAVEN
4.
Twee vliegtuigen vliegen beiden de
hele tijd recht boven een landingsbaan (de x-as).
Op tijdstip t = 0 bevinden ze zich recht boven elkaar.
Het eerste vliegtuig heeft op dat moment hoogte 100m, en het
tweede een hoogte van 10 meter..
Het eerste vliegtuig daalt volgend een rechte lijn met een
dalingspercentage van 10%.
Het tweede vliegtuig stijgt volgens een rechte lijn met een
stijgingspercentage van 44%.
a.
Geef vergelijkingen voor de banen
van de beide vliegtuigen en bereken de hoogte van het snijpunt
van die banen.
b.
Bereken deze hoogte
nogmaals, maar nu door goniometrische verhoudingen te gebruiken.
c.
Het eerste vliegtuig daalt met een
constante snelheid van 100 km/uur. Het tweede vliegtuig heeft
ook een constante snelheid. Hoe groot zal die snelheid zijn als
de vliegtuigen met elkaar in botsing komen?
Rond je antwoord af op een geheel aantal km/uur.