Schrijf de volgende wortels zo
eenvoudig mogelijk; zorg dat er een zo klein mogelijk (geheel)
getal onder het wortelteken staat.
a.
√(54)
b.
√(300)
c.
√(56)
d.
√(18)
GOED of FOUT?
a.
√(36x) = 6√x
b.
√(9 + x) = 3 + √x
c.
√(x)• √(x
+ 1) = √(x2 + 1)
d.
√(x) + √(2x)
= √(3x)
e.
√x + √x
= √(2x)
f.
√(4 + x) • √(4
+ x) = 16 + x
g.
√(x + x
+ 2x) = 2√x
h.
√(9x)
- √(4x)
- √(x) = 0
Schrijf de volgende wortels zo
eenvoudig mogelijk:
a.
√(x4)
e.
√(x2
+ 2x + 1)
b.
√(2x + 7x)
f.
(x√x)4
c.
√(x3 +
3x2)
g.
√(4x2
+ 2x2)
d.
h.
√(x2
+ 9)
Goh wat een toeval:
a.
Toon aan dat dat inderdaad zo is
b.
Is er een x te vinden
zodat geldt:
MEER OPGAVEN
5.
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde A, 2013.
Voor het berekenen van de lichaamsoppervlakte bij
kinderen worden vooral de volgende twee formules gebruikt:
In deze formules is S de lichaamsoppervlakte in m2,
L de lichaamslengte in cm en Mhet lichaamsgewicht in kg.
Om de formules beter met elkaar te kunnen vergelijken is
het handig om de formule van Mosteller in dezelfde vorm te schrijven als
de formule van Haycock.
Schrijf de formule van Mosteller in de vorm S
=
c •
La•
Mben licht toe hoe
je je antwoord gevonden hebt.
6.
Door de wortels kleiner te maken kun
je de volgende uitdrukkingen veel eenvoudiger schrijven. Doe
dat.