© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
Bereken de som van de eerste 20 termen van de
volgende rijen: |
|
|
|
|
|
a. |
un = 0,9un-1
+ 2 met u1 = 10 |
|
|
|
|
|
b. |
un = 2n + 0,5√(un-1)
met u1 = 3 |
|
|
|
|
|
Iemand opent op 1 januari een bankrekening en
stort daar €200,- op. De bank
geeft hem 4% rente per jaar, en die rente wordt op 31 december
bijgeschreven. Elk jaar op 1 januari stort de man wéér
€200,- op de rekening.
Na hoeveel jaar heeft hij in totaal
€2723,60 rente gekregen? |
|
|
|
|
|
Bereken 1 + 1/2
+ 1/3
+ 1/4
+ ... + 1/100
in zes decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
Iemand begint een baantje als
leerling meubelmaker. In het begin maakt hij alleen maar
stoelen.
De eerste dag zet hij 8 stoelen in elkaar, maar daarna krijgt
hij steeds meer ervaring. Elke volgende dag zet hij 3 stoelen
méér in elkaar dan de vorige.
Noem het aantal stoelen dat hij de nde dag in
elkaar zet sn |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een recursievergelijking en een
directe vergelijking voor sn |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel stoelen heeft hij in totaal
in elkaar gezet na 50 dagen? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoe lang zal het
duren voordat hij in totaal 10000 stoelen in elkaar heeft gezet? |
|
|
|
|
|
Iemand laat een bal
vallen vanaf 80 cm hoogte. De bal stuitert en komt elke volgende
keer tot 85% van de vorige hoogte. Hoeveel cm heeft de bal
afgelegd als hij is uitgestuiterd? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
olympiadevraagstuk
In een vierkant met zijden √2
beginnen we in een hoekpunt met punt a1 en we
tekenen daarna steeds een volgend punt op een diagonaal zodat de
afstand tot het middelpunt M gehalveerd wordt.
Wat wordt de lengte van de "spiraal" die we zo krijgen als we
oneindig lang doorgaan? Geef je antwoord in drie decimalen
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
7. |
Een roddel verspreid zich in het begin heel
snel, en daarna steeds langzamer. Dat komt natuurlijk omdat
steeds meer mensen er al van op de hoogte zijn, en dus komen er
steeds minder nieuwen bij.
De volgende vergelijking blijkt te gelden voor het aantal mensen
An dat de nde dag de roddel
voor het eerst hoort: |
|
|
|
|
|
An = (200n + 1000)/(n²
+ 100) |
|
|
|
|
|
Neem aan dat de eerste dag 50 mensen de roddel,
kennen.
We nemen voor deze opgave voor het gemak aan dat
het aantal mensen geen geheel getal hoeft te zijn.
Hoeveel mensen zijn na 18 dagen op de hoogte van
de roddel? |
|
|
|
|
8. |
Ik teken op papier een aantal
trapjes (zie figuur onder). eerst één met onderkant 1, dan één
met onderkant 2, dan met onderkant 3, enzovoorts.
De omtrek van trapje nummer n noem ik un,
de oppervlakte van trapje n noem ik vn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Ik ben van plan 100 trapjes te gaan
tekenen maar bij nummer 80 merk ik dat mijn pen leeg begint te
raken. Hoeveel procent van de totale lengte van alle lijntjes
die ik moet tekenen voor 100 trapjes heb ik na 80 trapjes al
getekend? |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de oppervlakte van het
honderdste trapje. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken de
oppervlakte van de eerste honderd trapjes samen. |
|
|
|
|
9. |
Ik teken
op papier een aantal stervormige figuurtjes die allemaal alle zijden 1
cm hebben. In onderstaande figuur zijn de eerste 4 getekend. . |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als je
kijkt naar de omtrek en de oppervlakte van figuur nr. n dan geeft
dat de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
figuur nr. (n) |
1 |
2 |
3 |
4 |
omtrek (u) |
4 |
12 |
20 |
28 |
oppervlakte (v) |
1 |
5 |
13 |
25 |
|
|
|
|
|
|
De
omtrekken (u) van deze figuren vormen een rekenkundige rij.
Die rij heeft de recursievergelijking u(n) = u(n
-
1) + 8 met u(1)
= 4 |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een
directe vergelijking van u(n). |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de
totale omtrek van de eerste 50 figuurtjes. |
|
|
|
|
|
De
oppervlaktes (v) vormen geen meetkundige of rekenkundige rij,
maar de verschillen van die rij zijn wel regelmatig.
Voor de oppervlaktes geldt de recursievergelijking v(n)
= v(n -
1) + 4n
- 4 |
|
|
|
|
|
c. |
Leg
duidelijk uit hoe deze vergelijking is af te leiden uit de
verschillen van de oppervlaktes. |
|
|
|
|
|
In het
begin neemt u(n) sneller toe dan v(n) maar
vanaf n = 3 is dat al andersom: v(n) wordt veel
sneller groter
dan u(n) |
|
|
|
|
|
d. |
Bepaal
voor welke n de waarde van v(n) voor het eerst
meer dan tien keer zo groot is geworden als de waarde van u(n). |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|