|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
1. |
Als je een balk van 2 bij 3 bij 4
in een cilinder wilt verpakken zodat hij er precies in past, dan zijn er
drie mogelijkheden, kijk maar: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bereken voor elk van deze drie
manieren de inhoud van de verpakkingscilinder. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
De grote vijverbak
hiernaast bestaat eigenlijk uit twee zeshoekige prisma's.
Het grootste prisma heeft zijden van 150 cm.
Het kleinste prisma heeft zijden van 80 cm.
De hoogte van beide prisma's is 20 cm.
Bereken hoeveel procent van de totale inhoud van de vijverbak door het
kleinste prisma wordt ingenomen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Olympiadevraagstuk
Een
vierkant met zijde x draait om één van zijn diagonalen.
Maak een formule voor de inhoud van het lichaam dat zo ontstaat |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Hieronder zie je een
winkelwagentje met ernaast een vereenvoudigd wiskundig model van de
"bak". |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vlak AEHD staat
loodrecht op het grondvlak ABCD. Net zoals AEFB en DHGC.
De afmetingen staan in de figuur.
Bereken de inhoud in liters. |
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2002 - I. |
|
|
|
|
|
In de figuur hiernaast is het
model van een zespiramidenvaas te zien. Het model bestaat uit zes
identieke regelmatige driezijdige piramiden. De zes grondvlakken van
deze piramiden (bovenaan in de figuur) liggen in één vlak en vormen
samen een regelmatige zeshoek ABCDEF. De diagonalen AD, BE en CF snijden
elkaar in punt X. De achttien opstaande ribben zijn even lang.
De vaas steunt met de toppen P, Q, R, S en T op de grond.Er wordt drie liter water in de lege vaas
gegoten (1 liter = 1 dm3)
Bereken voor hoeveel procent de vaas gevuld
is. Geef je antwoord in gehele procenten nauwkeurig.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2007. Een kartonnen snoepdoosje heeft de vorm
van een recht prisma. Zie de foto hieronder. De boven-
en onderkant van dit prisma hebben elk de vorm van een regelmatige achthoek.
Alle zijden van de regelmatige achthoek zijn 7,0 cm lang. Het doosje
is 4,3 cm hoog. In deze opgave verwaarlozen we de
dikte van het karton. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de figuur zie je een uitslag van het
prisma zonder bovenkant. Op de achthoekige bodem
zijn enkele stippellijnen getekend. Er geldt dat AS =
DS en ∠ASD = 90°.
De afstand van punt A tot
punt S is ongeveer 4,95 cm. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dit met een berekening aan. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de inhoud van het doosje. |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2011.
Toiletpapier zit vaak op een rol. In deze opgave wordt
een wiskundig model van een rol toiletpapier bekeken. In dit model is
een rol toiletpapier een cilinder waaruit in het midden een cilinder is
weggelaten. In figuur 1 is het model van een volle rol toiletpapier te
zien. Deze rol heeft een buitendiameter van 12,0 cm, een binnendiameter
van 4,0 cm en een hoogte van 10,0 cm. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het volume van het
toiletpapier op de rol in de rechter figuur is 320π
cm3. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dit aan. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Iemand beweert dat de helft van het toiletpapier
gebruikt is, wanneer de buitendiameter 8,0 cm is (midden tussen 4,0 cm
en 12,0 cm). Dit is onjuist. Bereken de werkelijke buitendiameter van de toiletrol
als de helft van het toiletpapier gebruikt is. |
|
|
|
|
8. |
examenvraagstuk
HAVO wiskunde B, 2016-I |
|
|
|
|
|
Op de foto zie je een blokkendoos gevuld met houten
blokken. De blokkendoos bevat onder andere vier cilinders met een
diameter van 5 cm en een hoogte van 10 cm. Deze vier cilinders zijn op
de foto aangegeven met de letter c.
In deze opgave verwaarlozen we de ruimte tussen de
blokken, en gaan we er dus van uit dat de blokken strak in de doos
passen, en dat alle blokken precies tot de bovenrand van de doos reiken.
Hoewel alle blokken strak tegen elkaar liggen, blijft er
vanwege de vier cilinders toch nog ruimte in de doos over. De doos is
dus niet geheel gevuld met het hout van de blokken.
De binnenafmetingen van deze doos zijn 30 bij 25 bij 5 cm.
Bereken hoeveel procent van de doos gevuld is met het
hout van de blokken. Rond je antwoord af op een geheel aantal procenten. |
|
|
|
|
|
9. |
Kangoeroewedstrijd.
Een container van 9 cm hoog is opgebouwd
uit een cilinder en een kegel. De kegel is minder dan 5 cm hoog.
De container is voor 1/3
deel gevuld met water. Als de
container met de kegel omlaag wordt gehouden, dan staat het water 5 cm
hoog.
Hoe hoog staat het water als we de container omkeren? |
|
|
|
|
|
10. |
Kangoeroewedstrijd.
In aquarium I met een bodem van 2 dm2
staat het water 5 cm hoog. Aquarium I is hoger dan 7 cm.
Een leeg aquarium II met een bodem van 1 dm2 en hoogte 7 cm
wordt op de bodem van aquarium I gedrukt. Het water in aquarium I stijgt
daardoor en loopt over in aquarium II.
Hoe hoog (in cm) komt het water in aquarium II te staan? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
Kangoeroewedstrijd.
Voor het bezoek van de koning wordt een
rode loper uitgerold met een dikte van 1 cm. Stijf opgerold was de loper
een rol met een diameter van 50 cm.
Maak een schatting voor de lengte van de loper. |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |