|
©
h.hofstede (hhofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
1. |
Een fabrikant van
koffiezetapparaten is de markt aan het verkennen. Uit onderzoek blijkt
dat bij een prijs van €40,- er per maand 200 apparaten worden verkocht.
Bij elke prijsverhoging van €5,- worden er 10 apparaten minder verkocht
(en bij een zelfde prijsverlaging 10 apparaten meer) |
|
|
|
|
|
a. |
Schrijf het aantal
verkocht apparaten q als functie van de prijs p. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een formule voor
de maandelijkse omzet R als functie van de prijs p, en bereken de
maximaal te halen omzet. |
|
|
|
|
|
Maar het gaat niet
alleen om de omzet. De winst (W) is veel belangrijker natuurlijk.
Het maken van een apparaat kost per apparaat €15,- en verder zijn
er maandelijkse vaste kosten van €200,- |
|
|
|
|
|
c. |
Schrijf de winst als
functie van p, en bereken de maximale winst. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
De parabool y
= 4 - x2 snijdt de x-as in de punten A en
B.
De parabool wordt zó verschoven dat de top langs de lijn y = x
+ 4 loopt.
Op een gegeven moment snijdt de verschoven parabool de x-as weer
in punt B.
Bereken de coördinaten van de top op dat moment. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Het aantal personenauto's (A) dat per dag van een
nieuw aan te leggen toltunnel gebruik zal gaan maken is volgens een
verkeersdeskundige te berekenen met de formule: |
|
|
|
|
|
A(T) = 400T2 - 9150T + 46800 |
|
|
|
|
|
Daarin
is T het toltarief in euros. Toltarieven van hoger dan €7,- blijven
buiten beschouwing.
Met het oog op een snelle doorstroming zal het betalen van het toltarief
langs elektronische weg geschieden. Hierdoor is het mogelijk een
toltarief van bijv. €2,67 in rekening te brengen omdat dat niet op
praktische bezwaren stuit.Bij
een bepaald toltarief leidt een verhoging van 6% ertoe dat het aantal
auto's afneemt met 2,8% |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
hoeveel procent de totale dagopbrengst dan zal toenemen of afnemen. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
bij welk toltarief dit het geval is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Hiernaast zie je een
vierkant ABCD en een rechthoek EFGH die dezelfde oppervlakte hebben.
De aangegeven lijnstukken hebben allemaal lengte 1.
Bereken de afmetingen van de rechthoek. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde A, 1987. Een museumcommissie bezint zich op de
financiële situatie van het museum. Onderzoeken hebben uitgewezen
dat het museum per dag gemiddeld 1000 bezoekers trekt bij een
toegangsprijs van f 7,50 per persoon. Bij een verlaging van
de toegangsprijs met f 0,50 verwacht men een stijging van het
bezoekersaantal per dag met 50.
De museumcommissie gaat er van uit dat het verband tussen de
toegangsprijs p en het aantal bezoekers A lineair is. |
|
|
|
|
|
a. |
Stel een formule op die het
verband weergeeft tussen p en A. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken bij welke
p de
opbrengst per dag maximaal is en bereken deze maximale opbrengst. |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Het gemiddelde
stroomverbruik in Nederland was per huishouden in 2013 ongeveer 3500
KWh. In 1995 was dat slechts 3375 KWh. Neem aan dat het
stroomverbruik steeds lineair is toegenomen. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef dan een formule
voor het stroomverbruik per huishouden als functie van de tijd in
jaren. Neem daarbij t = 0 in het jaar 2000. Rond de
constanten in je formule af op twee decimalen |
|
|
|
|
|
Ook het gasverbruik
(G in m3) per huishouden is lineair toegenomen, en daarvoor
geldt de formule
G = 1280 + 6,5t met t weer in jaren, en t = 0 in
2000
Het aantal huishouden in Nederland neemt ook bij benadering lineair toe,
en daarvoor geldt H = 6,92 + 0,05t (H in
miljoenen, t in jaren met t = 0 in 2000)
Voor de totale hoeveelheid gas (T in miljoenen m3) die in
Nederland is verbruikt geldt dan bij benadering T = 0,325t2
+ 110t + 8860 |
|
|
|
|
|
b. |
Leid deze formule zelf af. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Bereken
algebraďsch wanneer het totale gasverbruik gelijk zal zijn aan 15
miljard m3. |
|
|
|
|
7. |
En kogel die door een kanon wordt weggeschoten volgt een paraboolbaan.
Door de hoek waaronder de kogel wordt weggeschoten te variëren kunnen
we vergelijking van zo'n parabool veranderen.
We kiezen een assenstelsel zoals hieronder, met het startpunt van de
kogel in (0, 1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor alle parabolen geldt: h(x) = ax2
+ bx + c (h is de hoogte, x de horizontale afstand
van het beginpunt, beiden in meters) |
|
|
|
|
|
a. |
Wat is er bekend van het getal c?
Leg uit waarom in de praktijk a een negatief getal zal zijn.
Leg uit waarom in praktijk b een positief getal zal zijn. |
|
|
|
|
|
Een kogel volgt de baan van zo'n parabool en heeft als hoogste punt
(400, 80). |
|
|
|
|
|
b. |
Stel een vergelijking van de baan op en bereken hoe ver vanaf het
kanon de kogel weer op de grond zal belanden. Geef je antwoord in cm
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
Een tweede kogel volgt een paraboolbaan met vergelijking
h(x) = -0,00015x2 + 0,8x + 1
Deze kogel komt terecht op een hellend vlak, dat begint op 100 meter
afstand van het kanon. Zie de figuur voor de afmetingen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Stel een vergelijking op voor het hellende vlak, en bereken algebraďsch
op welke hoogte de kogel op het vlak zal belanden. Geef je antwoord in
twee decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (hhofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|