|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
1. |
Begin in punt A en teken een
halve cirkelboog naar punt P met diameter 1.
Vanaf punt P weer een halve cirkelboog met diameter 1/2
naar Q
Dan met diameter 1/4 naar Q
Enzovoorts, steeds is de volgende diameter gelijk aan de helft van de
vorige.
Als we zo oneindig lang doorgaan, hoe ver zal het eindpunt van deze
spiraal dan van A afliggen? |
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Met 0 < r < 1
is S = 1 + r + r2 + r3 + .....
Toon aan dat 1 + r2 + r4
+ r6 + .... dan gelijk is aan S/(1
+ r) |
|
|
|
|
3. |
|
|
De rij vn
is gegeven door vn = un - un
- 1 |
|
|
|
|
|
a. |
S is de som van de
termen 0 tot en met n van rij un. |
|
|
|
|
|
Doe dat door S te
vermenigvuldigen met pn |
|
|
|
|
|
b. |
T is de som van de
termen 1 tot en met n van rij vn. |
|
|
|
|
|
|
|
4. |
We hebben een
oneindige meetkundige rij met reden ongelijk aan nul.
Stelling:
"Als één term van de rij gelijk is aan de som van alle volgende,
dan geldt dat voor élke term van de rij".
Toon dit aan, en geef de reden r van deze rij. |
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Gegeven is de rij
1, 2r, 3r2, 4r3
, 5r4, ....
Deze rij is niet meetkundig en niet rekenkundig, maar toch kun je een
formule voor de somrij maken.
De som van de eerste n termen van deze rij is gelijk aan Sn
= 1 + 2r + 3r2 + 4r3 + 5r4
+ ... + nrn - 1 |
|
|
|
|
|
a. |
Schrijf ook rSn
op en trek die van Sn af. |
|
|
|
|
|
b. |
Een deel van je
antwoord is nu de som van een meetkundige rij. Gebruik dat feit om een
formule voor Sn op te stellen. |
|
|
|
|
6. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2001. |
|
|
|
|
|
Van een strook papier van 14 cm lengte zit
de rechterrand los en is de linkerrand vastgeplakt op de ondergrond. De
strook wordt linksom dubbelgevouwen (stap 1 in de figuur hiernaast);
hierbij verdeelt de vouwlijn de strook in twee gelijke delen. Het
bovenste deel wordt rechtsom dubbelgevouwen (stap 2 in de figuur
hiernaast). Daarna wordt het bovenste deel hiervan weer linksom
dubbelgevouwen (stap 3 in de figuur). Dit proces kan in theorie
eindeloos herhaald worden. We willen de limiet van de plaats van de
losse rand weten.
De plaats van de losse rand na n
keer vouwen noemen we un.
De rij u0, u1, u2,
.... is gegeven door:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken u3 en
u4. |
|
|
|
|
|
|
Voor de verschilrij
vk geldt: vk = uk - uk - 1
(k = 1,2,3,4,...) |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dat voor k = 2,3,4,...
geldt vk = -0,5 • vk -1 |
|
|
|
|
|
De termen van de rij un
zijn te vinden met behulp van de rij vk:
u1 = u0 + v1
u2 = u0 + v1 + v2
u3 = u0 + v1 + v2
+ v3
.
.
.
un = u0 + v1 + ...
+ vn |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat voor n = 1,2,3,...
geldt: un = 14 + 91/3•((-1/2)n
- 1) |
|
|
|
|
|
d. |
Bereken exact de limiet van de plaats van
de losse rand |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2007. We maken een figuur die uit
oneindig veel gelijkzijdige driehoeken bestaat. We beginnen met een
gelijkzijdige driehoek met zijde 3 cm. Rechtsboven plakken we er een
gelijkzijdige driehoek aan met zijde 2,7 cm. Zo plakken we er steeds
rechtsboven een gelijkzijdige driehoek aan, de ene keer met de top naar
beneden, de andere keer met de top naar boven. De zijden van de nieuw te
plakken driehoek zijn 0,9 keer zo groot als de zijden van de vorige
driehoek die werd geplakt.
In onderstaande figuur zie je de figuur in opbouw: na zeven keer plakken.
Na elke keer plakken komt de figuur dichter bij de finishlijn.
We plakken oneindig vaak. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderzoek met behulp van een berekening of
de figuur op den duur de finishlijn overschrijdt. |
|
|
|
|
8. |
Een oud raadsel:
"Twee vrienden die in den Haarlemmerhout wandelden, gingen een
merkwaardige weddenschap aan. Een der vrienden beweerde naar Zandvoort
en terug te kunnen wandelen, en dan nog terug te zijn voor de ander er
in geslaagd zou zijn 100 kiezelsteentjes, die in een rechte lijn met tusschenruimten van 2 meter zijn neergelegd, op te rapen en één voor één
te deponeeren in een bij het beginpunt geplaatste mand".
Zou dat inderdaad lukken? De afstand van Haarlemmerhout naar Zandvoort is ongeveer 9 km...... |
|
|
|
|
9. |
Van een meetkundige
rij met positieve termen is de som van alle termen kleiner dan 2 en de
som van de kwadraten van de termen groter dan 2.
Welke waarden kan de reden van die rij hebben? |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |